Islaam.nl

Islaam.nl Forum

  FAQ FAQ  Doorzoek dit Forum   Kalender   Registreren Registreren  Inloggen Inloggen

De Tekenen voor de Dag des Oordeels

 Post Reply Post Reply Pagina  12>
Schrijver
oegt_najiha Bekijk dropdown
Senior Member
Senior Member
Avatar

Lid geworden: 05 februari 2004
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 905
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote oegt_najiha Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Onderwerp: De Tekenen voor de Dag des Oordeels
    Geplaatst op: 15 december 2005 om 07:15
De Tekenen voor de Dag des Oordeels
 
Het is overleverd van Aboe Sa'id al-Khoedri dat de Profeet ( vzmh ) heeft gezegd : " De donderbuien zullen als het Uur nadert zo toenemen dat wanneer iemand naar een groepje mensen toekomt , zal hij vragen : " Wie is er vanochtend door de bliksem getroffen ? " Zij zullen antwoorden : " Die en die en die en die zijn door de bliksem getroffen. " ( Ahmed, Musnad, 3/64, 65 )

Het is van Aboe Hoerairah overgeleverd , dat de Profeet ( vzmh ) gezegd heeft : " Het Uur zal niet aanbreken voor er een regen komt die alle onderkomens behalve tenten zal vernietigen. " ( Ahmed. 2/262 )

Er is door Aboe Hoerairah overgeleverd dat de Profeet ( vzmh ) zei : " Het Uur zal niet plaatsvinden voordat de volgende gebeurtenissen geweest zullen zijn : de mensen zullen met elkaar wedijveren in het bouwen van hoge gebouwen ; twee grote groepen zullen met elkaar vechten en er zullen veel gewonden zijn - beiden zullen dezelfde religueze leringen volgen ; de aardbevingen zullen toenemen ; de tijd zal snel voorbijgaan ; het elkaar kwaad doen en het doden zal toenemen ; bijna dertig dajjals zullen verschijnen , elk van hen beweert dat hij een boodschapper van Allah is ; een man zal een graf voorbijlopen en zeggen : " Ik wou dat ik op jouw plaats was ; " de zon zal uit het Westen opkomen en wanneer zij opkomt zullen mensen het zien ; zij zullen allen geloven , maar het zal de tijd zijn dat het geloven geen ziel baat die voorheen niet geloofde noch iets goeds door haar geloof verdiende ( Al-An'am 6:158 ) , en een rijke man zal zich zorgen maken want niemand accepteerd zijn Zakat. " ( Al-Boechari, Muslim )

Het is van Anaz overgeleverd dat de Profeet ( vzmh ) zei : " Onder de tekenen van de Uur kunnen wij de volgende vinden : " De kennis zal afnemen en de ontwetendheid zal verschijnen , ontucht en het drinken van wijn zal gewoon zijn ; het aantal mannen zal afnemen en het aantal vrouwen zal toenemen , tot ��n man voor vijftig vrouwen moet zorgen. " ( Al-Boechari, Kitab al-'ilm, 1/30,31 )

'Aisha zei : " Ik hoorde de Profeet ( vzmh ) zeggen : " De dag en de nacht zullen niet voorbijgaan tot de mensen Lat en 'Oezza ( twee goddinnen uit het pre-islamitische Arabi� ) beginnen te aanbidden. " Ik zei : " O Boodschapper van Allah , ik dacht toen Allah de ayah : " Hij is het , Die Zijn boodschapper met leiding en de ware godsdienst heeft gezonden om deze te doen zegevieren boven alle godsdiensten , ofschoon de afgodendienaren er afkering van zijn. ( Taubah 9:33 ) betekende dat ( deze belofte ) vervuld zou worden. " De Profeet ( vzmh ) zei : " Het zal zo gebeuren als Allah het wenst. Dan zal Allah een prettige wind sturen, die eenieder die zelfs maar het geloof ter grootte van een mosterdzaadje in zijn hart heeft , zal meenemen. Slechts degenen zonder goedheid in hun hart zullen achterblijven en zij zullen tot de religie van hun voorvaderen terugkeren. ( Muslim, Kitab al-Fitan, 8/182 )

Er is overleverd van Aboe Hoerairah dat op een dag toen de Profeet ( vzmh ) met de mensen zat een bedoe�en naar hem toekwam en hem over iman en islam vroeg. Daarna vroeg hij : " O Boodschapper van Allah , wanneer zal het Uur zijn ? " Deze zei : " Degene ondervraagd wordt , weet daarover niet meer dan degene die vraagt , maar ik kan je over haar tekenen vertellen. Wanneer een slaaf haar meesteres baart en wanneer de mensen met blote voeten en zonder kleding de leiders van de mensen worden - dit zijn de tekenen van het Uur. Er zijn vijf zaken die niemand behalve Allah kent. " Toen reciteerde hij : " Voorwaar , Allah alleen bezit de kennis van het Uur. Hij zendt de regen neder en Hij weet wat zich in de baarmoeder bevindt. Geen ziel weet wat zij morgen zal doen en geen ziel weet in welk land zij zal sterven. Voorwaar , Allah is Alwetend , Alkennend. " ( Loekman 31:34 ) Toen ging de man weg en de Profeet ( vzmh ) zei : " Roep hem bij mij terug " , maar toen de mensen naar hem toe wilden gaan om hem terug te roepen , zagen zij niets meer. De Profeet ( vzmh ) zei : " Dat was Jibriel , die de mensen hun religie kwam onderwijzen ". ( Al-Boechari Kitab al-Iman 1/19: Kitab al-Tafsir - Soerat Loekman 6/144. Muslim )

Het is door Aboe Sa'id overgeleverd , dat de Profeet ( vzmh ) zei : " Het Uur zal niet aanbreken tot de tijd dat een man zijn huis verlaat en zijn schoenen en zweep of stok hem zullen vertellen wat er met zijn familie gebeurt. " ( Ahmed, Musnad, 3/88,89 )

Het is door Aboe Sa'id overgeleverd , dat de Profeet ( vzmh ) zei : " Bij Hem in Wiens hand mijn ziel is , het Uur zal niet aanbreken tot de wilde dieren tot de mensen zullen spreken en de man met zijn zweep of schoen zal spreken en dat zijn dij hem zal vertellen wat er met zijn familie gebeurt die hij achter liet. " ( Ahmed, Musnad, 3/83,84 )

Anas zei : " Wij spraken over het feit dat het Uur niet zal komen voordat er geen regen meer is en de aarde geen oogsten meer produceert en dat vijftig vrouwen door ��n man moeten worden verzorgd ; en dat als een vrouw een man voorbij loopt hij naar haar zal kijken en zal zeggen : " Deze vrouw had eens een echtgenoot. " ( Ahmed )

Aboe Hoerairah zei : " De Profeet ( vzmh ) zei : " Het Uur zal niet komen tot de tijd zo snel voorbij zal gaan , dat een jaar op een maand lijkt , een maand op een week , een week op een dag , een dag op een uur , en een uur op de tijd die nodig is om een palmblad te verbranden. " ( Ahmed )

Aboe Hoerairah zei : " De Profeet ( vzmh ) zei : " De wereld zal niet ten ondergaan tot degene die er het meest van geniet de verdorven zoon van de verdorvene is. " ( Ahmed )

Aboe Hoerairah zei : " De Profeet ( vzmh ) zei : " Voordat het Uur komt , zullen er jaren van bedrog zijn , waarin een waarheidslievend persoon niet geloofd wordt en een leugenaar wel ; en de onbetekenenden zullen het voor het zeggen hebben. " ( Ahmed )

Aboe Hoerairah zei : " Ik hoorde de Profeet ( vzmh ) zeggen : " Het Uur zal niet komen tot de schapen met hoorns niet meer met de schapen zonder hoorns zullen vechten. " ( Ahmed )

Het is overleverd van Aboe Hoerairah dat de Profeet ( vzmh ) zei : " Het Uur zal niet komen tot de weelde zo zal toenemen dat een rijke man zich zorgen maakt omdat niemand zijn sadaqah aanneemt ; de kennis zal weggenomen worden ; de tijd zal snel voorbijgaan ; beproevingen zullen verschijnen ; en er zal veel Harj zijn. " De Mensen vroegen : " Wat is Harj , o Boodschapper van Allah ? " Hij zei : " Doden , doden. " ( Ahmed )

Het is overleverd van Aboe Hoerairah dat de Profeet ( vzmh ) zei : " Bij Hem Die mij met de waarheid gestuurd heeft , deze aarde zal niet verloren gaan tot de mensen door landverschuivingen getroffen worden en door stenen verpletterd worden en in dieren veranderen. " De mensen vroegen : " Wanneer zal dat zijn , o Boodschapper van Allah ? " Hij zei : " Wanneer je vrouwen in het zadel ziet rijden , wanneer zangers normaal zijn , wanneer het afleggen van een valse getuigenis algemeen is en wanneer mannen met mannen liggen en vrouwen met vrouwen ". ( Al-haythami, Kitab al-fitan ).

Tariq ibn Shihab zei : " Wij zaten bij �bd Allah ibn Mas'oed , toen een man naar ons toe kwam , die vertelde dat de tijd voor het gebed was aangebroken. Wij stonden dus op en gingen naar de moskee. Na het gebed kwam een man naar �bd Allah ibn Mas'oed en zei : " As-salam alayka ( vrede zei met u ) , O Aboe 'Abd al-Rahman ". 'Abd Allah antwoordde : " Allah en Zijn boodschapper hebben de waarheid gesproken ". Wij keerden terug en vroegen elkaar : " Heb jij gehoord wat voor antwoord hij gegeven heeft ? " Wie van ons gaat hem daarnaar vragen ? " Ik zei : " Ik zal het hem vragen ; dus ik vroeg het hem toen hij naar buiten kwam. Hij vertelde van de Profeet ( vzmh ) : " Voordat het Uur komt , zal er een speciale groet zijn voor de mensen met waardigheid , de handel zal zo wijdverspreid zijn dat de vrouw haar man in de zaak helpt , familiebanden zullen verbroken worden ; het geven van valse getuigenissen zal gewoon zijn , en de waarachtige getuige zal zeldzaam zijn en het schrift zal wijdverspreid zijn ". ( Ahmed, Musnad, 1/407 )

( Uit het boek De Tekenen voor de Dag des Oordeels, van Ibn Kathir , Hoofdstuk 27 )

Terug naar boven
Sunni_Side_Up Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 04 januari 2006
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 197
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Sunni_Side_Up Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 04 januari 2006 om 20:26

In die tijd zal men Gods wetten minachten,

en zal de liefde tussen mensen koud worden,

er zullen oorlogen zijn als nooit eerder,

door gebrek aan kennis (van Gods wetten) gaat mijn volk ten gronde

die tijd zullen de zee�n (de natuur) tekeer gaan, en de mensen zullen angstig worden van het gebulder der golven (klimaat wijziging?)

als je dit alles zien, weet dan dat de tijd nabij is, want het zijn tekenen, zoals het hout van een olijfboom in het voorjaar zacht wordt als de knoppen doorbreken, als teken van heet aanbreken van een nieuw seizoen.

maar dit alles is het einde nog niet (ofwel: het wordt nog erger....het bovenstaande is ''slechts'' het zacht worden van het hout als voorbereidend teken)

kinderen zullen opstaan tegen ouders en hen voor het gerecht slepen

de mensheid zal gezamenlijk ten strijde trekken tegen God en tegen zijn volk (in de daarvoor bestemde vallei in Isra�l).

en zo spreekt God:

zorg dat u gereed bent, want mijn koninkrijk komt als een dief in de nacht, op een moment dat niemand het verwacht, en als velen slapen.....men denkt het op afstand te zien als een regenbui, maar het zal plotseling over alles komen met als een bliksemflits trekt het langs de hemel, .....in een oogwenk is het daar....en hoewel men de bui in de verte zal zien aankomen, zal men toch verrast zijn door de snelheid en heftigheid van de eerste donderslag.

[Dat was dus bedoeld voor mensen die wel weten van het bestaan van de bijbel, maar zelden lezen van Gods wetten in Torah en kennis in Tanak, omdat ze die kennis en wetten minachten. "Gooi het kind niet met het badwater weg'', Ik hoop dat u genoeg ingeburgerd bent om die spreuk te begrijpen....en genoeg geestelijk inzicht hebt om te weten op welk kind ik specifiek doel.]

Vriendelijke groeten,

Sunni_Side_Up

 

 

 

Terug naar boven
*yousra* Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 09 juni 2006
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 108
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote *yousra* Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 09 juni 2006 om 08:39

ik moet de waarheid zeggen eigenlijk ben ik een beetje bang voor die dag

allahwaakbar

Terug naar boven
*yousra* Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 09 juni 2006
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 108
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote *yousra* Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 09 juni 2006 om 08:42
het voelt alsof ik niet goed heb gedaan ik weeet het egt niet alleen allah kan daarover beslissen.
Terug naar boven
Sunni_Side_Up Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 04 januari 2006
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 197
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Sunni_Side_Up Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 09 juni 2006 om 14:20

Tja, een aardige anekdote, maar wat heeft dit te maken met wetenschap in islam?

Hoe dan ook:....het heeft eerder iets te maken met profetie;...maar dan:

In de bijbel wordt er voor dit soort dingen al over 2000 jaar gewaarschuwd, dat was dus al vanaf 700 jaar voor Mohammed.

Heeft Mohammed overigens grote profetien gedaan? Groot en waarvan al bewezen is dat zij uitkwamen op een manier dat hij volgens het joodse recht erkent kan worden als een echte profeet, en geen valse?

Ik snap wel dat velen op dit from dit zien als een vraag vanuit een vooringenomen standpunt.....een sterk antwoord is daarom des te belangrijker.

Sunni_Side_Up

 

 

Terug naar boven
Ruud Bekijk dropdown
Senior Member
Senior Member


Lid geworden: 28 januari 2005
Locatie: Belgie
Online status: Offline
Berichten: 2716
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Ruud Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 09 juni 2006 om 16:35

In eerste instantie geplaatst door *yousra*

het voelt alsof ik niet goed heb gedaan ik weeet het egt niet alleen allah kan daarover beslissen.
Aan dit soort voorspellingen heb je weinig.Oorlog is de mens altijd eigen geweest,dus zal de mens hier waarschijnlijk ook aan ten onder gaan.Het uur is ook ombelangrijk,aangezien het er ook niet toe doet waneer hij aanbreekt.

 

Terug naar boven
taqwaa Bekijk dropdown
Senior Member
Senior Member
Avatar

Lid geworden: 04 februari 2005
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 2036
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote taqwaa Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 09 juni 2006 om 16:38

assalaamo3alaikom  zuster moge allah ons daar voor behoeden .

moge allah ons imaan schenken en taqwa  .

�� ��� �� ������ .. ���� ��� ������ .. ����� ������� ������ .. ���� ����� ����� ������
Terug naar boven
Muslima66 Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 26 februari 2006
Online status: Offline
Berichten: 308
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Muslima66 Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 10 juni 2006 om 04:08

Assalaamoe alaikoem,

Door alles wat erom ons heen gebeurt, de verderf binnen de oemmah, de fitnah op aarde etc. Merk je gewoon dat de Dag Des Oordeels zit aan te komen, de tekenen die de Profeet (vrede en zegen zij met hem) ons verteld heeft die erop duiden dat de Dag Des Oordeels nabij is, heeft een deel daarvan plaatsgevonden. Anderen tekenen van de Dag Des Oordeels hebben we zelf met onze ogen kunnen aanschouwen en de ander deel zit nog aan tekomen. En het duurt niet lang of die zullen ook plaatsvinden.

Best moslims, wat hebben voor die Dag voorbereid?

O'Allah help ons om Welteslagen, ameen.

Beste broeders en zusters we verkeren in onachtzaamheid, moge Allah Subhana Wa Ta'Laa ons daaruit wakker maken.

Walaikoemsalaam.

Terug naar boven
Turk�e Bekijk dropdown
Newbie
Newbie


Lid geworden: 16 juni 2006
Online status: Offline
Berichten: 2
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Turk�e Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 16 juni 2006 om 17:31

1
De openbaring1) van Jezus Christus, die God2) hem3) gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen4) de dingen5), die haast geschieden moeten; en die Hij door Zijn engel gezonden, en Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft;
2
Dewelke6) het woord7) Gods betuigd heeft, en de getuigenis8) van Jezus Christus, en al wat hij gezien heeft.
3
Zalig is hij, die leest, en zijn zij, die horen de woorden dezer profetie, en die bewaren, hetgeen in dezelve geschreven is; want de tijd9) is nabij.
4
Johannes aan de10) zeven Gemeenten, die in11) Azie zijn: genade zij u en vrede van Hem12), Die is, en Die was, en Die komen zal; en van de zeven13) geesten, die voor Zijn troon zijn;
5
En van Jezus Christus, Die de getrouwe14) Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden, en de Overste der koningen der aarde. Hem, Die ons heeft liefgehad, en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn15) bloed.
6
En Die ons gemaakt heeft tot koningen16) en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.
7
Ziet, Hij komt met17) de wolken en alle oog18) zal Hem zien, ook degenen, die Hem doorstoken19) hebben; en alle geslachten20) der aarde zullen over Hem rouw bedrijven;21) ja,22) amen.
8
Ik ben de Alfa23) en de Omega, het Begin24) en het Einde, zegt de Heere,25) Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige.
9
Ik26), Johannes, die ook uw broeder ben, en medegenoot in de verdrukking, en in het Koninkrijk, en in de lijdzaamheid van Jezus Christus, was op het eiland, genaamd Patmos,27) om het Woord Gods, en om de getuigenis van Jezus Christus.
10
En ik was in den28) geest op den dag29) des Heeren; en ik hoorde achter mij een grote stem, als van een bazuin,
11
Zeggende: Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste; en hetgeen gij ziet, schrijf dat in een boek,32) en zend het aan de zeven Gemeenten, die in Azie zijn, namelijk naar Efeze,33) en naar Smyrna, en naar Pergamus, en naar Thyatire, en naar Sardis, en naar Filadelfia, en naar Laodicea.
12
En ik keerde mij om, om te zien de stem34), die met mij gesproken had; en mij omgekeerd hebbende, zag ik zeven35) gouden kandelaren;
13
En in het midden van de zeven kandelaren Een, den Zoon36) des mensen gelijk zijnde, bekleed met een lang37) kleed tot de voeten, en omgord38) aan de borsten met een gouden gordel;
14
En Zijn hoofd en haar was wit39), gelijk als witte wol, gelijk sneeuw; en Zijn ogen40) gelijk een vlam vuurs;
15
En Zijn voeten waren blinkend koper gelijk, en gloeiden als in een oven; en Zijn stem als een stem van vele wateren.
16
En Hij had zeven43) sterren in Zijn44) rechterhand; en uit Zijn mond ging een tweesnijdend45) scherp zwaard; en Zijn aangezicht was, gelijk de46) zon schijnt in haar kracht.
17
En toen ik Hem zag, viel ik47) als dood aan Zijn voeten; en Hij legde Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; Ik ben de48) Eerste en de Laatste;
18
En Die leef,49) en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels50) der hel en des doods.
19
Schrijf, hetgeen gij51) gezien hebt, en hetgeen is,52) en hetgeen geschieden53) zal na dezen:
20
De verborgenheid der zeven sterren, die gij gezien hebt in Mijn rechter hand, en de zeven gouden kandelaren. De zeven sterren zijn54) de engelen55) der zeven Gemeenten; en de zeven kandelaren, die gij gezien hebt, zijn de zeven Gemeenten.

1
Schrijf aan den engel1) der Gemeente van Efeze2): Dit zegt Hij, Die de zeven sterren in Zijn rechter hand houdt, Die in het midden der zeven gouden kandelaren wandelt:4)
2
Ik weet5) uw werken, en uw arbeid,6) en uw lijdzaamheid,7) en dat gij de kwade8)n niet kunt dragen; en dat gij beproefd9) hebt degenen, die uitgeven, dat zij10) apostelen zijn, en zij zijn het niet; en hebt ze leugenaars bevonden;
3
En gij hebt verdragen, en hebt geduld; en gij hebt om Mijns Naams wil gearbeid, en zijt niet moede geworden.
4
Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste11) liefde hebt verlaten.
5
Gedenk dan, waarvan12) gij uitgevallen zijt, en bekeer13) u, en doe de eerste werken; en zo niet, Ik zal u haastelijk14) bij komen, en zal uw kandelaar15) van zijn plaats weren, indien gij u niet bekeert.
6
Maar dit hebt gij, dat gij de werken der16) Nikolaieten haat, welke Ik ook haat.
7
Die oren17) heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van den boom18) des levens, die in het midden van het paradijs Gods is.
8
En schrijf aan den engel19) der Gemeente van die van Smyrna:20) Dit zegt de Eerste21) en de Laatste, Die dood22) geweest is, en weder levend23) is geworden:
9
Ik weet uw werken, en verdrukking, en armoede24) (doch gij zijt rijk)25), en de lastering26) dergenen, die zeggen27), dat zij Joden zijn, en zijn het28) niet, maar zijn een synagoge29) des satans.
10
Vrees30) geen der dingen, die gij lijden zult. Ziet, de duivel31) zal enigen van ulieden in de32) gevangenis werpen, opdat gij verzocht33) wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien34) dagen. Zijt getrouw tot den35) dood, en Ik zal u geven de kroon36) des levens.
11
Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, zal van den tweeden37) dood niet beschadigd worden.
12
En schrijf aan den engel der Gemeente, die in Pergamus38) is: Dit zegt Hij, Die het39) tweesnijdend scherp zwaard heeft:
13
Ik weet uw werken, en waar gij woont; namelijk daar de troon40) des satans is, en gij houdt41) Mijn Naam, en hebt Mijn geloof niet verloochend, ook in die dagen, in welke Antipas42), Mijn getrouwe getuige was, welke gedood is bij ulieden, daar de satan woont.
14
Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij43) aldaar hebt, die de lering van Balaam44) houden, die Balak leerde den kinderen Israels een aanstoot voor te werpen, opdat zij zouden afgodenoffer eten en hoereren.
15
Alzo hebt ook gij, die de45) lering der Nikolaieten houden; hetwelk Ik haat.
16
Bekeer u; en zo niet, Ik zal u haastelijk bij komen, en zal tegen hen krijg voeren met het46) zwaard Mijns monds.
17
Die oren heeft, die hore, wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van het47) manna, dat verborgen is, en Ik zal hem geven een witten48) keursteen, en op den keursteen een nieuwen49) naam geschreven, welken50) niemand kent, dan die hem ontvangt.
18
En schrijf aan den engel der Gemeente te Thyatire:51) Dit zegt de Zoon52) van God, Die Zijn ogen heeft als een vlam vuurs, en Zijn voeten zijn blinkend53) koper gelijk:
19
Ik weet uw werken, en liefde, en dienst, en geloof, en uw lijdzaamheid, en uw werken, en dat54) de laatste meer zijn dan de eerste.
20
Maar Ik heb enige weinige55) dingen tegen u, dat gij de vrouw56) Jezabel, die zichzelve zegt een profetes te zijn, laat leren, en Mijn dienstknechten verleiden, dat zij hoereren en afgodenoffer eten.
21
En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich zou bekeren van haar hoererij, en zij heeft zich niet bekeerd.
22
Zie, Ik werp58) haar te bed, en die met59) haar overspel bedrijven, in grote60) verdrukking, zo zij zich niet bekeren van hun werken.
23
En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de Gemeenten zullen weten, dat Ik62) het ben, Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken.
24
Doch Ik zeg ulieden, en tot de anderen, die te Thyatire zijn, zovelen, als er deze leer niet64) hebben, en die de diepten63) des satans niet gekend hebben, gelijk zij zeggen: Ik zal u geen anderen65) last opleggen;
25
Maar hetgeen gij hebt, houdt dat, totdat Ik zal komen.
26
En die overwint, en die Mijn werken tot het einde toe bewaart, Ik zal hem macht geven over de heidenen;
27
En hij zal66) ze hoeden met een ijzeren staf; zij zullen als pottenbakkersvaten vermorzeld worden; gelijk ook Ik van Mijn Vader ontvangen heb.
28
En Ik zal hem de morgenster geven.67)
29
Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt.

1
En schrijf aan den engel der1) Gemeente, die te Sardis is:2) Dit zegt, Die de zeven geesten Gods3) heeft, en de zeven sterren: Ik weet uw werken, dat gij den naam hebt, dat gij leeft, en gij zijt dood.
2
Zijt wakende,5) en versterk het overige, dat sterven zou; want Ik heb uw werken niet vol gevonden7) voor God.8)
3
Gedenk dan, hoe gij het ontvangen9) en gehoord hebt, en bewaar het, en bekeer u. Indien gij dan niet waakt, zo zal Ik over u komen als een dief,10) en gij zult niet weten, op wat ure Ik over u komen zal.
4
Doch gij hebt enige weinige namen ook te Sardis,11) die hun klederen niet12) bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen13) in witte klederen,14) overmits zij het waardig zijn.
5
Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Ik zal zijn naam belijden17) voor Mijn Vader en voor Zijn engelen.
6
Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt.
7
En schrijf aan den engel der Gemeente, die in Filadelfia is:18) Dit zegt de Heilige, de19) Waarachtige, Die den sleutel Davids20) heeft; Die opent, en niemand sluit, en Hij sluit, en niemand opent:
8
Ik weet uw werken; zie, Ik heb een geopende deur voor u21) gegeven, en niemand kan die sluiten; want gij hebt kleine kracht,22) en gij hebt Mijn woord bewaard, en hebt Mijn Naam niet verloochend.
9
Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge des satans, dergenen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat23) zij zullen komen, en aanbidden voor uw voeten, en bekennen, dat Ik u liefheb.
10
Omdat gij het woord Mijner lijdzaamheid25) bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure26) der verzoeking, die27) over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken, die op de aarde wonen.
11
Zie, Ik kom haastelijk; houd dat gij hebt,28) opdat niemand uw kroon neme.29)
12
Die overwint, Ik zal hem maken tot een pilaar in den tempel Mijns Gods, en hij zal niet meer31) daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven32) den Naam Mijns Gods,33) en de naam der stad Mijns Gods, namelijk des nieuwen Jeruzalems,34) dat uit den hemel35) van Mijn God afdaalt, en ook Mijn nieuwen Naam.36)
13
Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt.
14
En schrijf aan den engel van de Gemeente der Laodicensen:37) Dit zegt de Amen,38) de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der40) schepping Gods:
15
Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt,41) noch heet; och, of gij koud waart, of heet!
16
Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen.42)
17
Want gij zegt: Ik ben rijk,43) en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en44) naakt.45)
18
Ik raad u dat gij van Mij koopt goud,46) beproefd komende uit47) het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat48) gij moogt bekleed worden, en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt.49)
19
Zo wie Ik liefheb,50) die bestraf en51) kastijd Ik; wees52) dan ijverig, en bekeer u.
20
Zie, Ik sta aan de deur53), en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden,55) en hij met Mij.
21
Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik56) overwonnen heb, en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon.
22
Die oren heeft, die hore, wat de Geest tot de Gemeenten zegt.

1
Na dezen3) zag ik,1) en ziet, een deur was geopend in den hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had,2) als van een bazuin, met mij sprekende, zeide: Kom hier op, en Ik zal u tonen, hetgeen na dezen geschieden moet.4)
2
En terstond werd ik in den geest;5) en ziet, er was een troon gezet in den hemel,6) en er zat Een7) op den troon.8)
3
En Die daarop zat, was in het aanzien den steen Jaspis en Sardius gelijk;9) en een regenboog was rondom den troon,10) in het aanzien der steen Smaragd gelijk.
4
En rondom den troon waren vier en twintig tronen; en op de tronen zag ik de11) vier en twintig ouderlingen zittende, bekleed met witte klederen,12) en zij hadden gouden kronen op hun hoofden.13)
5
En van den troon gingen uit bliksemen, en donderslagen,14) en stemmen; en zeven vurige lampen waren15) brandende voor den troon, welke zijn de zeven geesten Gods.16)
6
En voor den troon was een glazen zee, kristal gelijk.17) En in het midden des troons, en rondom den troon, vier dieren, zijnde vol ogen18) van voren en van achteren.
7
En het eerste dier was een leeuw gelijk, en het tweede dier een kalf gelijk, en het derde dier had het aangezicht als een mens, en het vierde dier was een vliegenden arend gelijk.
8
En de vier dieren hadden elkeen voor zichzelven zes vleugelen rondom, en waren van binnen vol ogen; en hebben geen rust19) dag en nacht, zeggende:20) Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was, en Die is, en Die komen zal.
9
En wanneer de dieren heerlijkheid, en eer,21) en dankzegging gaven Hem, Die op den troon zat, Die in alle eeuwigheid leeft;22)
10
Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende:
11
Gij Heere, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid,24) en de eer, en de kracht; want Gij hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil zijn zij,25) en zijn zij geschapen.

1
En ik zag in de rechter hand Desgenen, Die op den troon zat, een boek, geschreven van binnen en van buiten,2) verzegeld met zeven zegelen.3)
2
En ik zag een sterken engel,4) uitroepende met een grote stem: Wie is waardig5) het boek te openen, en zijn zegelen open te breken?
3
En niemand in den hemel, noch op de aarde, noch onder de aarde, kon het boek openen, noch hetzelve in zien.
4
En ik weende zeer,7) dat niemand waardig gevonden was, om dat boek te openen, en te lezen, noch hetzelve in te zien.
5
En een van de ouderlingen8) zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw, Die uit den9) stam van Juda is, de Wortel Davids,10) heeft overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven zegelen open te breken.
6
En ik zag, en ziet, in het midden van den troon, en van de vier dieren, en in het midden van de ouderlingen, een Lam, staande11) als geslacht, hebbende12) zeven hoornen, en zeven ogen;13) dewelke zijn de zeven geesten Gods,14) die uitgezonden zijn in alle landen.15)
7
En Het kwam, en heeft16) het boek genomen uit de rechter hand Desgenen, Die op den troon zat.
8
En als Het dat boek genomen had,17) vielen de vier dieren en de vier en twintig18) ouderlingen voor het Lam neder, hebbende elk citeren en gouden fiolen,19) zijnde vol reukwerks, welke zijn de gebeden der heiligen.20)
9
En zij zongen een nieuw lied, zeggende:21) Gij zijt waardig dat boek te nemen, en zijn zegelen te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed,22) uit alle geslacht, en taal, en volk, en natie;
10
En Gij hebt ons onzen God gemaakt tot koningen en priesteren;23) en wij zullen als koningen heersen op de aarde.24)
11
En ik zag, en ik hoorde een stem veler engelen rondom den troon, en de dieren, en de ouderlingen; en hun getal was tien duizendmaal tien duizenden,25) en duizendmaal duizenden;
12
Zeggende met een grote stem: Het Lam, Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht,26) en rijkdom, en wijsheid, en sterkte,27) en eer, en heerlijkheid, en dankzegging.28)
13
En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid.
14
En de vier dieren zeiden: Amen. En de vier en twintig ouderlingen vielen neder, en aanbaden Dengene, Die leeft in alle eeuwigheid.

1
En ik zag, toen het Lam een van de zegelen geopend had, en ik hoorde een uit de vier dieren zeggen, als een stem van een donderslag: Kom en zie!
2
En ik zag, en ziet, een wit paard, en Die daarop zat, had een boog; en Hem is een kroon gegeven, en Hij ging uit overwinnende, en opdat Hij overwonne!
3
En toen Het het tweede zegel geopend had, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom en zie!
4
En een ander paard ging uit, dat rood was; en dien, die daarop zat, werd macht gegeven den vrede te nemen van de aarde; en dat zij elkander zouden doden; en hem werd een groot zwaard gegeven.
5
En toen Het het derde zegel geopend had, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag, en ziet, een zwart paard, en die daarop zat, had een weegschaal in zijn hand.
6
En ik hoorde een stem in het midden van de vier dieren, die zeide: Een maatje tarwe voor een penning, en drie maatjes gerst voor een penning; en beschadig de olie en den wijn niet.
7
En toen Het het vierde zegel geopend had, hoorde ik een stem van het vierde dier, die zeide: Kom en zie!
8
En ik zag, en ziet, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard, en met honger, en met den dood, en door de wilde beesten der aarde.
9
En toen Het het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen dergenen, die gedood waren om het Woord Gods, en om de getuigenis, die zij hadden.
10
En zij riepen met grote stem, zeggende: Hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet van degenen, die op de aarde wonen?
11
En aan een iegelijk werden lange witte klederen gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een kleinen tijd rusten zouden, totdat ook hun mededienstknechten en hun broeders zouden vervuld zijn, die gedood zouden worden, gelijk als zij.
12
En ik zag, toen Het het zesde zegel geopend had, en ziet, er werd een grote aardbeving; en de zon werd zwart als een haren zak, en de maan werd als bloed.
13
En de sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgeboom zijn onrijpe vijgen afwerpt, als hij van een groten wind geschud wordt.
14
En de hemel is weggeweken, als een boek, dat toegerold wordt; en alle bergen en eilanden zijn bewogen uit hun plaatsen.
15
En de koningen der aarde, en de groten, en de rijken, en de oversten over duizend, en de machtigen, en alle dienstknechten, en alle vrijen, verborgen zichzelven in de spelonken, en in de steenrotsen der bergen;
16
En zeiden tot de bergen en tot de steenrotsen: Valt op ons, en verbergt ons van het aangezicht Desgenen, Die op den troon zit, en van den toorn des Lams.
17
Want de grote dag Zijns toorns is gekomen, en wie kan bestaan?

1
En na dezen zag ik1) vier engelen staan op de2) vier hoeken der aarde, houdende de vier winden der aarde, opdat geen wind zou waaien op de aarde,3) noch op de zee, noch tegen enigen boom.
2
En ik zag een anderen engel4) opkomen van den opgang der zon, hebbende het zegel des levenden Gods; en hij riep met een grote stem tot de vier engelen, welke macht gegeven was de aarde en de zee te beschadigen,
3
Zeggende: Beschadigt de aarde niet,5) noch de zee, noch de bomen, totdat wij de dienstknechten onzes Gods zullen6) verzegeld hebben7) aan hun voorhoofden.8)
4
En ik hoorde het getal dergenen, die verzegeld waren: honderd vier en veertig duizend waren verzegeld uit alle geslachten der kinderen Israels.9)
5
Uit het geslacht van Juda waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Ruben waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Gad waren twaalf duizend verzegeld;
6
Uit het geslacht van Aser waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Nafthali waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Manasse waren twaalf duizend verzegeld;
7
Uit het geslacht van Simeon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Levi10) waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Issaschar waren twaalf duizend verzegeld;
8
Uit het geslacht van Zebulon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Jozef11) waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Benjamin waren twaalf duizend verzegeld.
9
Na dezen zag ik, en ziet,12) een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten, en volken, en talen, staande voor den troon,13) en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palm takken waren in hun handen.
10
En zij riepen met grote stem, zeggende: De zaligheid zij onzen God, Die op15) den troon zit, en het Lam.
11
En al de engelen stonden rondom den troon, en rondom de ouderlingen en de vier dieren; en vielen voor den troon neder op hun aangezicht, en aanbaden God,16)
12
Zeggende: Amen. De lof, en de heerlijkheid,17) en de wijsheid, en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte zij onzen God18) in alle eeuwigheid. Amen.19)
13
En een uit de ouderlingen antwoordde, zeggende tot mij: Dezen, die bekleed zijn met de lange witte klederen, wie zijn zij, en van waar zijn zij gekomen?
14
En ik sprak tot hem: Heere, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die uit de grote verdrukking komen;22) en zij hebben hun lange klederen gewassen, en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed des Lams.23)
15
Daarom zijn zij voor den troon van God,24) en dienen Hem dag en nacht25) in Zijn tempel;26) en Die op den troon zit, zal hen overschaduwen.27)
16
Zij zullen niet meer hongeren, en zullen niet28) meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte.
17
Want het Lam, Dat in het midden des troons is, zal hen weiden, en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren;29) en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.30)

1
En toen Het het zevende zegel geopend had,1) werd er een stilzwijgen in den hemel,2) omtrent van een half uur.
2
En ik zag de zeven engelen,3) die voor God stonden; en hun werden zeven bazuinen gegeven.4)
3
En er kwam een andere engel, en stond5) aan het altaar, hebbende een gouden wierookvat; en hem werd veel reukwerks gegeven, opdat hij het met6) de gebeden aller heiligen7) zou leggen op het gouden altaar, dat voor den troon is.
4
En de rook des reukwerks, met de gebeden der heiligen,8) ging op van de hand9) des engels voor God.
5
En de engel nam het wierookvat, en vulde10) dat met het vuur des altaars, en11) wierp het op de aarde;12) en er geschiedden stemmen,13) en donderslagen, en bliksemen, en aardbeving.
6
En de zeven engelen,14) die de zeven bazuinen hadden, bereidden zich om te bazuinen.
7
En de eerste engel heeft gebazuind, en er is geworden15) hagel en vuur,16) gemengd met bloed, en zij zijn op de aarde geworpen; en het derde deel der bomen is verbrand, en al het groene gras is verbrand.
8
En de tweede engel heeft gebazuind, en er werd iets als een grote berg, van vuur brandende, in de zee geworpen;18) en het derde deel der zee is bloed geworden.
9
En het derde deel der schepselen in de zee, die leven hadden, is gestorven; en het derde deel der schepen is vergaan.
10
En de derde engel heeft gebazuind, en er is een grote ster, brandende als een fakkel, gevallen uit den hemel, en is gevallen op het derde deel der rivieren, en op de fonteinen der wateren.
11
En de naam der ster wordt genoemd Alsem;20) en het derde deel der wateren werd tot alsem; en vele mensen zijn gestorven van de wateren, want zij waren bitter geworden.
12
En de vierde engel heeft gebazuind, en het derde deel der zon21) werd geslagen, en het derde deel der maan, en het derde deel der sterren; opdat het derde deel derzelve zou verduisterd worden, en dat het derde deel van den dag niet zou lichten; en van den nacht desgelijks.
13
En ik zag, en ik hoorde een engel vliegen in het midden des hemels, zeggende met grote stem: Wee, wee, wee, dengenen, die op de aarde wonen, van de overige stemmen der bazuin der drie engelen, die nog bazuinen zullen.

1
En de vijfde engel heeft gebazuind, en ik zag een ster, gevallen1) uit den hemel op de aarde, en haar werd gegeven de sleutel van den put2) des afgronds.
2
En zij heeft den put des afgronds geopend; en er is rook opgegaan uit den put,3) als rook eens groten ovens; en de zon en de lucht4) is verduisterd geworden van den rook des puts.
3
En uit den rook kwamen sprinkhanen op de aarde, en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben.
4
En hun werd gezegd, dat zij het gras der aarde niet5) zouden beschadigen, noch enige groente, noch enigen boom, dan de mensen alleen, die het zegel Gods aan hun voorhoofden6) niet hebben.
5
En hun werd macht gegeven, niet dat zij hen zouden doden, maar dat zij zouden van hen gepijnigd worden7) vijf maanden; en hun8) pijniging was als de pijniging van een schorpioen,9) wanneer hij een mens gestoken heeft.
6
En in die dagen zullen de mensen den dood zoeken, en zullen10) dien niet vinden; en zij zullen begeren te sterven, en de dood zal van hen vlieden.
7
En de gedaanten der sprinkhanen11) waren den paarden gelijk, die tot den oorlog bereid zijn; en op hun hoofden waren als kronen, het goud gelijk, en hun aangezichten als aangezichten van mensen.
8
En zij hadden haar als haar der vrouwen, en hun tanden waren als tanden van leeuwen.
9
En zij hadden borstwapenen als ijzeren borstwapenen; en het gedruis hunner vleugelen was als een gedruis der wagens, wanneer vele paarden naar den strijd lopen.
10
En zij hadden staarten den schorpioenen gelijk, en er waren angels in hun staarten; en hun macht was de mensen te beschadigen vijf maanden.
11
En zij hadden over zich tot een koning den engel des afgronds; zijn naam was in het Hebreeuws Abaddon, en in de Griekse12) taal had hij den naam Apollyon.
12
Het ene wee is weggegaan, ziet,13) er komen nog twee weeen na dezen.
13
En de zesde engel heeft gebazuind, en ik hoorde een stem uit de vier hoornen des14) gouden altaars, dat voor God was,
14
Zeggende tot den zesden engel, die de bazuin had: Ontbind de vier engelen,15) die gebonden zijn bij de grote rivier,16) den Eufraat.
15
En de vier engelen zijn ontbonden geworden, welke bereid waren tegen de ure, en dag, en maand, en jaar, opdat zij het derde deel der mensen17) zouden doden.
16
En het getal van de heirlegers der ruiterij was18) tweemaal tien duizenden der tien duizenden;19) en ik hoorde hun getal.20)
17
En ik zag alzo de paarden in dit gezicht, en die daarop zaten, hebbende vurige, en hemelsblauwe,21) en sulfervervige borstwapenen; en de hoofden der paarden waren als hoofden van leeuwen,22) en uit hun monden ging vuur, en rook, en sulfer.23)
18
Door deze drie werd het derde deel der mensen gedood, namelijk door het vuur, en door den rook, en door het sulfer, dat uit hun monden uitging.
19
Want hun macht is in hun mond, en in hun staarten; want hun24) staarten zijn aan de slangen gelijk,25) en hebben hoofden, en beschadigen met dezelve.
20
En de overige mensen, die niet gedood zijn door deze plagen, hebben zich26) niet bekeerd van de werken hunner handen,27) dat zij niet zouden aanbidden de duivelen;28) en de gouden, en zilveren, en koperen, en stenen, en houten afgoden,29) die noch zien kunnen,30) noch horen, noch wandelen;
21
En hebben zich ook niet bekeerd van hun doodslagen, noch van31) hun venijngevingen, noch32) van hun hoererij, noch van hun33) dieverijen.34)

1
En ik zag een anderen sterken engel, afkomende van den hemel, die bekleed was met een wolk; en een regenboog was boven zijn hoofd; en zijn aangezicht was als de zon, en zijn voeten waren als pilaren van vuur.
2
En hij had in zijn hand een boeksken, dat geopend was; en hij zette zijn rechtervoet op de zee, en den linker op de aarde.
3
En hij riep met een grote stem, gelijkerwijs een leeuw brult; en als hij geroepen had, spraken de zeven donderslagen hun stemmen.
4
En toen de zeven donderslagen hun stemmen gesproken hadden, zo zou ik ze geschreven hebben; en ik hoorde een stem uit den hemel, die tot mij zeide: Verzegel, hetgeen de zeven donderslagen gesproken hebben, en schrijf dat niet.
5
En de engel, dien ik zag staan op de zee, en op de aarde, hief zijn hand op naar den hemel;
6
En hij zwoer bij Dien, Die leeft in alle eeuwigheid, Die den hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat er geen tijd meer zal zijn;
7
Maar in de dagen der stem des zevenden engels, wanneer hij bazuinen zal, zo zal de verborgenheid Gods vervuld worden, gelijk Hij Zijn dienstknechten, den profeten, verkondigd heeft.
8
En de stem, die ik gehoord had uit den hemel, sprak wederom met mij, en zeide: Ga henen, neem het boeksken, dat geopend en in de hand des engels is, die op de zee en op de aarde staat.
9
En ik ging henen tot den engel, zeggende tot hem: Geef mij dat boeksken. En hij zeide tot mij: Neem dat en eet het op; en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honig.
10
En ik nam dat boeksken uit de hand des engels, en ik at dat op; en het was in mijn mond zoet als honig, en als ik het gegeten had, werd mijn buik bitter.
11
En hij zeide tot mij: Gij moet wederom profeteren voor vele volken, en natien, en talen, en koningen.

1
En mij werd een rietstok gegeven, een meetroede gelijk; en de engel stond en zeide: Sta op, en meet den tempel Gods en het altaar, en degenen, die daarin aanbidden.
2
En laat het voorhof uit, dat van buiten den tempel is, en meet dat niet, want het is den heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden twee en veertig maanden.
3
En Ik zal Mijn twee getuigen macht geven, en zij zullen profeteren duizend tweehonderd zestig dagen, met zakken bekleed.
4
Dezen zijn de twee olijfbomen, en de twee kandelaren, die voor den God der aarde staan.
5
En zo iemand die wil beschadigen, een vuur zal uit hun mond uitgaan, en zal hun vijanden verslinden; en zo iemand hen wil beschadigen, die moet alzo gedood worden.
6
Dezen hebben macht den hemel te sluiten, opdat geen regen regene in de dagen hunner profetering; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te verkeren, en de aarde te slaan met allerlei plage, zo menigmaal als zij zullen willen;
7
En als zij hun getuigenis zullen geeindigd hebben, zal het beest, dat uit den afgrond opkomt, hun krijg aandoen, en het zal hen overwinnen, en zal hen doden.
8
En hun dode lichamen zullen liggen op de straat der grote stad, die geestelijk genoemd wordt Sodoma en Egypte, alwaar ook onze Heere gekruist is.
9
En de mensen uit de volken, en geslachten, en talen, en natien, zullen hun dode lichamen zien drie dagen en een halven, en zullen niet toelaten, dat hun dode lichamen in graven gelegd worden.
10
En die op de aarde wonen, die zullen verblijd zijn over hen, en zullen vreugde bedrijven, en zullen elkander geschenken zenden; omdat deze twee profeten degenen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden.
11
En na die drie dagen en een halven, is een geest des levens uit God in hen gegaan; en zij stonden op hun voeten; en er is grote vrees gevallen op degenen, die hen aanschouwden.
12
En zij hoorden een grote stem uit den hemel, die tot hen zeide: Komt herwaarts op. En zij voeren op naar den hemel in de wolk; en hun vijanden aanschouwden hen.
13
En in diezelfde ure geschiedde een grote aardbeving, en het tiende deel der stad is gevallen, en er zijn in de aardbeving gedood zeven duizend namen van mensen, en de overigen zijn zeer bevreesd geworden, en hebben den God des hemels heerlijkheid gegeven.
14
Het tweede wee is weggegaan; ziet, het derde wee komt haast.
15
En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid.
16
En de vier en twintig ouderlingen, die voor God zitten op hun tronen, vielen neder op hun aangezichten, en aanbaden God,
17
Zeggende: Wij danken U, Heere God almachtig, Die is, en Die was, en Die komen zal, dat Gij Uw grote kracht hebt aangenomen, en als Koning hebt geheerst;
18
En de volken waren toornig geworden, en Uw toorn is gekomen, en de tijd der doden, om geoordeeld te worden, en om het loon te geven Uw dienstknechten, den profeten, en den heiligen, en dengenen, die Uw Naam vrezen, den kleinen en den groten; en om te verderven degenen, die de aarde verdierven.
19
En de tempel Gods in de hemel is geopend geworden, en de ark Zijns verbonds is gezien in Zijn tempel; en er werden bliksemen, en stemmen, en donderslagen, en aardbeving, en grote hagel.

1
En er werd een groot teken gezien in den hemel; namelijk een vrouw, bekleed met de zon; en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren;
2
En zij was zwanger, en riep, barensnood hebbende, en zijnde in pijn om te baren.
3
En er werd een ander teken gezien in den hemel; en ziet, er was een grote rode1) draak, hebbende zeven hoofden, en tien hoornen, en op zijn hoofden zeven koninklijke hoeden.2)
4
En zijn staart trok3) het derde deel der sterren des hemels, en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, opdat hij haar kind zou verslinden, wanneer zij het zou gebaard hebben.
5
En zij baarde een mannelijken4) zoon, die al de heidenen zou5) hoeden met een6) ijzeren roede; en haar kind werd weggerukt tot God en Zijn troon.
6
En de vrouw vluchtte7) in de woestijn, alwaar zij een plaats had,8) haar van God bereid, opdat zij haar aldaar9) zouden voeden duizend tweehonderd zestig dagen.
7
En er werd krijg10) in den hemel; Michael en zijn11) engelen krijgden tegen den draak, en de draak krijgde ook en zijn engelen.
8
En zij hebben niet vermocht, en hun plaats12) is niet meer gevonden in den hemel.
9
En de grote draak is geworpen, namelijk de oude slang,13) welke genaamd wordt duivel en satanas, die de gehele wereld verleidt,14) hij is, zeg ik, geworpen op de aarde; en zijn engelen zijn met hem geworpen.
10
En ik hoorde een grote stem, zeggende in den hemel: Nu is de zaligheid, en de kracht, en het koninkrijk geworden onzes Gods; en de macht van Zijn Christus; want de verklager onzer15) broederen, die hen verklaagde voor onzen God dag en nacht is nedergeworpen.
11
En zij hebben hem overwonnen door het bloed des Lams,16) en door het woord hunner17) getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad18) tot den dood toe.
12
Hierom bedrijft vreugde, gij hemelen, en gij, die daarin woont! Wee dengenen, die de aarde en de19) zee bewonen, want de duivel is tot u afgekomen, en heeft groten toorn,20) wetende, dat hij een kleinen tijd heeft.21)
13
En toen de draak zag,22) dat hij op de aarde geworpen was, zo heeft hij de vrouw vervolgd, die het manneken gebaard had.
14
En der vrouwe zijn gegeven twee vleugelen eens23) groten arends, opdat zij zou vliegen in de woestijn, in haar plaats,24) alwaar zij gevoed wordt25) een tijd, en tijden,26) en een halven tijd, buiten het gezicht der slang.27)
15
En de slang wierp28) uit haar mond achter de vrouw water als een rivier, opdat hij haar door de rivier zou29) doen wegvoeren.
16
En de aarde kwam de vrouw te hulp, en de aarde opende haar mond, en verzwolg de rivier, welke de draak uit zijn mond had geworpen.
17
En de draak vergrimde op30) de vrouw, en ging heen om krijg te voeren tegen de overigen van31) haar zaad, die de geboden Gods bewaren, en de getuigenis van Jezus Christus hebben.
18
En ik stond op het zand der zee.32)

1
En ik zag uit de zee een beest opkomen, hebbende zeven hoofden en tien hoornen; en op zijn hoornen waren tien koninklijke hoeden, en op zijn hoofden was een naam van gods lastering.
2
En het beest dat ik zag, was een pardel gelijk, en zijn voeten als eens beers voeten, en zijn mond als de mond eens leeuws; en de draak gaf hem zijn kracht, en zijn troon, en grote macht.
3
En ik zag een van zijn hoofden als tot den dood gewond, en zijn dodelijke wonde werd genezen; en de gehele aarde verwonderde zich achter het beest.
4
En zij aanbaden den draak, die het beest macht gegeven had; en zij aanbaden het beest, zeggende: Wie is dit beest gelijk? wie kan krijg voeren tegen hetzelve?
5
En hetzelve werd een mond gegeven, om grote dingen en gods lasteringen te spreken; en hetzelve werd macht gegeven, om zulks te doen, twee en veertig maanden.
6
En het opende zijn mond tot lastering tegen God, om Zijn Naam te lasteren, en Zijn tabernakel, en die in den hemel wonen.
7
En hetzelve werd macht gegeven, om den heiligen krijg aan te doen, en om die te overwinnen; en hetzelve werd macht gegeven over alle geslacht, en taal, en volk.
8
En allen, die op de aarde wonen, zullen hetzelve aanbidden, welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens, des Lams, Dat geslacht is, van de grondlegging der wereld.
9
Indien iemand oren heeft, die hore.
10
Indien iemand in de gevangenis leidt, die gaat zelf in de gevangenis; indien iemand met het zwaard zal doden, die moet zelf met het zwaard gedood worden. Hier is de lijdzaamheid en het geloof der heiligen.
11
En ik zag een ander beest uit de aarde opkomen, en het had twee hoornen, des Lams hoornen gelijk, en het sprak als de draak.
12
En het oefent al de macht van het eerste beest, in tegenwoordigheid van hetzelve, en het maakt, dat de aarde, en die daarin wonen het eerste beest aanbidden, wiens dodelijke wonde genezen was.
13
En het doet grote tekenen, zodat het ook vuur uit den hemel doet afkomen op de aarde, voor de mensen.
14
En verleidt degenen, die op de aarde wonen, door de tekenen, die aan hetzelve toe doen gegeven zijn in de tegenwoordigheid van het beest; zeggende tot degenen, die op de aarde wonen, dat zij het beest, dat de wond des zwaards had, en weder leefde, een beeld zouden maken.
15
En hetzelve werd macht gegeven om het beeld van het beest een geest te geven, opdat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken, dat allen, die het beeld van het beest niet zouden aanbidden, gedood zouden worden.
16
En het maakt, dat het aan allen, kleinen en groten, en rijken en armen, en vrijen en dienstknechten, een merkteken geve aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden;
17
En dat niemand mag kopen of verkopen, dan die dat merkteken heeft, of den naam van het beest, of het getal zijns naams.
18
Hier is de wijsheid: die het verstand heeft, rekene het getal van het beest; want het is een getal eens mensen, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig.

1
En ik zag, en ziet, het Lam1) stond op den berg2) Sion, en met Hem honderd vier en3) veertig duizend, hebbende den Naam4) Zijns Vaders geschreven aan hun voorhoofden.
2
En ik hoorde een stem5) uit den hemel, als een stem veler wateren, en als een stem van een groten donderslag.6) En ik hoorde een stem van citerspelers,7) spelende op hun citers;
3
En zij zongen als een nieuw gezang voor8) den troon, en voor de vier dieren, en de ouderlingen; en niemand kon dat gezang9) leren, dan de honderd vier en veertig duizend, die van de aarde10) gekocht waren.
4
Dezen zijn het, die met vrouwen11) niet bevlekt zijn, want zij zijn maagden; dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Het ook heengaat; dezen zijn gekocht uit de mensen, tot eerstelingen Gode12) en het Lam.
5
En in hun mond is13) geen bedrog gevonden; want zij zijn onberispelijk voor den14) troon van God.
6
En ik zag15) een anderen engel,16) vliegende in het midden des hemels, en hij had het eeuwige Evangelie,17) om te verkondigen dengenen, die op de aarde wonen, en aan alle natie, en geslacht, en taal, en volk;
7
Zeggende met een grote stem: Vreest God, en18) geeft Hem heerlijkheid, want de ure Zijns19) oordeels is gekomen; en aanbidt Hem, Die den hemel, en de aarde, en de zee, en de fonteinen20) der wateren gemaakt heeft.
8
En er is een andere engel21) gevolgd, zeggende: Zij is gevallen, zij22) is gevallen, Babylon, die grote stad, omdat zij uit den wijn des toorns23) harer hoererij alle volken heeft gedrenkt.
9
En een derde engel24) is hen gevolgd, zeggende met een grote stem: Indien iemand het beest aanbidt en zijn beeld, en ontvangt het merkteken aan zijn voorhoofd, of aan zijn hand,
10
Die zal ook drinken25) uit den wijn des toorn Gods, die ongemengd ingeschonken is,26) in den drinkbeker Zijns toorns; en hij zal gepijnigd worden met vuur en sulfer voor de heilige engelen en voor het Lam.
11
En de rook27) van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams ontvangt.
12
Hier is de lijdzaamheid28) der heiligen; hier zijn zij, die de geboden29) Gods bewaren en het geloof van Jezus.
13
En ik hoorde een stem uit den hemel, die tot mij zeide: Schrijf, zalig zijn de doden, die in den Heere30) sterven, van nu aan.31) Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen32) met hen.
14
En ik zag,33) en ziet, een witte wolk, en op de wolk was Een gezeten,34) des mensen Zoon gelijk, hebbende op Zijn35) hoofd een gouden kroon; en in Zijn hand een scherpe sikkel.36)
15
En een andere engel kwam uit den tempel, roepende met een grote stem tot Dengene, Die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai; want de ure om te maaien38) is nu gekomen, dewijl de oogst der aarde rijp is geworden.39)
16
En Die op de wolk zat, zond Zijn sikkel op de aarde, en de aarde werd gemaaid.40)
17
En een andere engel kwam uit den tempel, die in den hemel is, hebbende ook zelf een scherpe sikkel.
18
En een andere engel kwam uit van het altaar,41) die macht had42) over het vuur; en hij riep met een groot geroep, tot dengene, die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel, en snijd af de druiftakken van den wijngaard der aarde, want zijn druiven zijn rijp.
19
En de engel zond zijn sikkel44) op de aarde en sneed de druiven af van den wijngaard der aarde, en wierp ze in den groten45) wijnpersbak des toorns Gods.
20
En de wijnpersbak werd buiten de stad46) getreden, en er is bloed uit den wijnpersbak gekomen, tot aan de tomen47) der paarden, duizend zeshonderd48) stadien ver.

1
En ik zag een1) ander groot en wonderlijk2) teken in den hemel; namelijk zeven engelen,3) hebbende de zeven laatste4) plagen; want in deze is de toorn Gods geeindigd.
2
En ik zag als een glazen zee,5) met vuur gemengd; en die de overwinning6) hadden van het beest, en van zijn beeld,7) en van zijn merkteken, en van het getal zijns naams, welke stonden8) aan de glazen zee, hebbende de citers Gods;9)
3
En zij zongen het gezang van Mozes,10) den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams,11) zeggende: Groot en wonderlijk12) zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij13) Koning der heiligen!
4
Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet verheerlijken? Want Gij zijt alleen heilig; want alle volken zullen14) komen, en voor U aanbidden; want Uw oordelen15) zijn openbaar geworden.
5
En na dezen zag16) ik, en ziet, de tempel des17) tabernakels der getuigenis in den hemel werd geopend.18)
6
En de zeven engelen, die de zeven19) plagen hadden, kwamen uit den tempel, bekleed met rein en blinkend20) lijnwaad, en omgord om de21) borst met gouden gordels.
7
En een van de vier22) dieren gaf den zeven engelen zeven gouden23) fiolen, vol van den24) toorn Gods, Die in alle eeuwigheid leeft.
8
En de tempel werd25) vervuld met rook uit de heerlijkheid26) Gods, en uit Zijn kracht; en niemand kon in27) den tempel ingaan, totdat de zeven plagen der zeven engelen geeindigd waren.

1
En ik hoorde een grote stem uit den tempel,1) zeggende tot de zeven engelen: Gaat henen, en giet de zeven fiolen van den toorn Gods uit op de aarde.2)
2
En de eerste ging3) henen, en goot zijn fiool4) uit op de aarde;5) en er werd een kwaad en boos gezweer aan de mensen, die het merkteken van6) het beest hadden, en die zijn beeld aanbaden.
3
En de tweede engel goot zijn fiool uit in de zee,7) en zij werd bloed als van een dode; en alle levende ziel is gestorven in de zee.
4
En de derde engel goot zijn fiool uit in de rivieren8) en in de fonteinen der wateren; en de wateren werden bloed.
5
En ik hoorde den engel der9) wateren zeggen: Gij zijt rechtvaardig, Heere! Die is, en Die was, en Die zijn zal,10) dat Gij dit geoordeeld hebt;
6
Dewijl zij het bloed der heiligen, en der profeten vergoten hebben, zo hebt Gij11) hun ook bloed te drinken gegeven; want zij zijn het waardig.
7
En ik hoorde een anderen van het altaar zeggen: Ja, Heere, Gij almachtige God! Uwe oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig.
8
En de vierde12) engel goot zijn fiool uit op de zon; en haar is macht gegeven de mensen te verhitten door vuur.
9
En de mensen werden verhit met grote hitte, en lasterden den Naam Gods, Die macht heeft over deze plagen; en zij bekeerden zich niet, om Hem heerlijkheid13) te geven.
10
En de vijfde engel goot zijn fiool uit op den troon14) van het beest; en zijn rijk is verduisterd geworden; en zij kauwden hun15) tongen van pijn;
11
En zij lasterden den God des hemels vanwege hun pijnen, en vanwege hun gezweren; en zij bekeerden zich niet van hun werken.16)
12
En de zesde engel goot zijn fiool uit op de grote17) rivier, den Eufraat; en zijn water is uitgedroogd, opdat bereid zou worden de weg der koningen, die van den opgang der zon komen zullen.
13
En ik zag uit den mond des draaks, en uit den mond van het beest, en uit den mond des valsen18) profeets, drie onreine geesten19) gaan, den vorsen gelijk;20)
14
Want het zijn geesten der duivelen, en zij doen tekenen, welke uitgaan tot de koningen21) der aarde en der gehele wereld,22) om die te vergaderen23) tot den krijg van dien groten dag24) des almachtigen Gods.
15
Zie, Ik kom als een dief. Zalig is hij, die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele, en men zijn schaamte26) niet zie.
16
En zij hebben hen vergaderd in de plaats, welke in het Hebreeuws genaamd wordt Armageddon.27)
17
En de zevende engel goot zijn fiool28) uit in de lucht; en er kwam een grote stem uit den tempel des hemels, van den troon, zeggende: Het is geschied!29)
18
En er geschiedden stemmen,30) en donderslagen, en bliksemen; en er geschiedde een grote aardbeving, hoedanige niet is geschied van dat de mensen op de aarde geweest zijn, namelijk een zodanige aardbeving en zo groot.
19
En de grote31) stad is in drie32) delen gescheurd, en de steden der heidenen33) zijn gevallen; en het grote Babylon is gedacht geworden34) voor God, om haar te geven den drinkbeker van35) den wijn des toorns Zijner gramschap.
20
En alle eiland36) is gevloden, en de bergen zijn niet gevonden.
21
En een grote hagel,37) elk als een talent pond zwaar, viel neder uit den hemel op de mensen; en de mensen lasterden God38) vanwege de plage des hagels; want deszelfs plage was zeer groot.

1
En een uit de zeven engelen,1) die de zeven fiolen hadden, kwam en sprak met mij, en zeide tot mij: Kom herwaarts,2) ik zal u tonen het oordeel der grote hoer,3) die daar zit op4) vele wateren;
2
Met welke de koningen der aarde gehoereerd hebben,5) en die de aarde bewonen6) zijn dronken geworden7) van den wijn harer hoererij.
3
En hij bracht mij weg8) in een woestijn,9) in den geest, en ik zag een vrouw, zittende10) op een scharlaken rood beest,11) dat vol was van namen der gods lastering, en had zeven hoofden en tien hoornen.
4
En de vrouw was bekleed met purper en12) scharlaken, en versierd met goud, en kostelijk gesteente, en paarlen, en had in hare hand een gouden drinkbeker,13) vol van gruwelen, en van onreinigheid harer hoererij.
5
En op haar voorhoofd14) was een naam geschreven, namelijk Verborgenheid;15) het grote Babylon,16) de moeder der hoererijen17) en der gruwelen der aarde.18)
6
En ik zag, dat de vrouw dronken was van19) het bloed der heiligen, en van het bloed der getuigen van Jezus. En ik verwonderde mij, als ik haar zag, met grote verwondering.
7
En de engel zeide tot mij: Waarom verwondert gij u? Ik zal u zeggen20) de verborgenheid der vrouw en van het beest, dat haar draagt, hetwelk de zeven hoofden heeft en de tien hoornen.
8
Het beest, dat gij gezien hebt, was en is niet;21) en het zal opkomen uit22) den afgrond, en ten verderve gaan;23) en die op de aarde wonen, zullen verwonderd24) zijn (welker namen niet25) zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld), ziende het beest, dat was en niet is,26) hoewel het is.
9
Hier is het verstand, dat wijsheid heeft. De zeven hoofden zijn zeven bergen,27) op welke de vrouw zit.
10
En het zijn ook zeven28) koningen; de vijf zijn gevallen, en de een is, en de ander is nog niet29) gekomen, en wanneer hij zal gekomen zijn, moet hij een weinig tijds blijven.
11
En het beest, dat was30) en niet is, die is ook de achtste koning, en is uit de31) zeven en gaat ten verderve.
12
En de tien hoornen, die gij gezien hebt, zijn tien koningen,32) die het koninkrijk nog niet hebben ontvangen, maar als koningen macht ontvangen op een ure met het beest.33)
13
Dezen hebben enerlei mening,34) en zullen hun kracht en macht het beest overgeven.
14
Dezen zullen tegen het Lam krijgen,35) en het Lam zal hen36) overwinnen (want Het is een Heere der heren, en een Koning der koningen),37) en die met Hem zijn, de geroepenen, en uitverkorenen en gelovigen.
15
En hij zeide tot mij: De wateren, die gij gezien hebt, waar de hoer zit, zijn volken,38) en scharen, en natien, en tongen.
16
En de tien hoornen,39) die gij gezien hebt op het beest, die zullen de hoer haten, en zullen haar woest40) maken, en naakt; en zij zullen haar vlees41) eten, en zullen haar met vuur verbranden.42)
17
Want God heeft hun43) in hun harten gegeven, dat zij Zijn mening doen,44) en dat zij enerlei mening doen, en dat zij hun koninkrijk het beest geven, totdat de woorden45) Gods voleindigd zullen zijn.
18
En de vrouw, die gij gezien hebt, is de grote stad, die het koninkrijk heeft over de koningen der aarde.

1
En na dezen zag ik een anderen engel afkomen uit den hemel, hebbende grote macht, en de aarde is verlicht geworden van zijn heerlijkheid.
2
En hij riep krachtelijk met een grote stem, zeggende: Zij is gevallen, zij is gevallen, het grote Babylon, en is geworden een woonstede der duivelen, en een bewaarplaats van alle onreine geesten, en een bewaarplaats van alle onrein en hatelijk gevogelte;
3
Dewijl uit den wijn des toorns harer hoererij alle volken gedronken hebben, en de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben, en de kooplieden der aarde rijk zijn geworden uit de kracht harer weelde.
4
En ik hoorde een andere stem uit den hemel, zeggende: Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt.
5
Want haar zonden zijn de ene op de andere gevolgd tot den hemel toe, en God is harer ongerechtigheden gedachtig geworden.
6
Vergeldt haar, gelijk als zij ulieden vergolden heeft, en verdubbelt haar dubbel, naar haar werken; in den drinkbeker, waarin zij geschonken heeft, schenkt haar dubbel.
7
Zoveel als zij zichzelve verheerlijkt heeft, en weelde gehad heeft, zo grote pijniging en rouw doet haar aan; want zij zegt in haar hart: Ik zit als een koningin, en ben geen weduwe, en zal geen rouw zien.
8
Daarom zullen haar plagen op een dag komen, namelijk dood, en rouw, en honger, en zij zal met vuur verbrand worden; want sterk is de Heere God, Die haar oordeelt.
9
En de koningen der aarde, die met haar gehoereerd en weelde gehad hebben, zullen haar bewenen, en rouw over haar bedrijven, wanneer zij den rook haar brands zullen zien;
10
Van verre staande uit vreze van haar pijniging, zeggende: Wee, wee, de grote stad Babylon, de sterke stad, want uw oordeel is in een ure gekomen.
11
En de kooplieden der aarde zullen wenen en rouw maken over haar, omdat niemand hun waren meer koopt;
12
Waren van goud, en van zilver, en van kostelijk gesteente, en van paarlen, en van fijn lijnwaad, en van purper, en van zijde, en van scharlaken; en allerlei welriekend hout, en allerlei ivoren vaten, en allerlei vaten van het kostelijkste hout, en van koper, en van ijzer, en van marmersteen;
13
En kaneel, en reukwerk, en welriekende zalf, en wierook, en wijn, en olie, en meelbloem, en tarwe, en lastbeesten, en schapen; en van paarden, en van koetswagens, en van lichamen, en de zielen der mensen.
14
En de vrucht der begeerlijkheid uwer ziel is van u weggegaan; en al wat lekker en wat heerlijk was, is van u weggegaan; en gij zult hetzelve niet meer vinden.
15
De kooplieden dezer dingen, die rijk geworden waren van haar, zullen van verre staan uit vreze van haar pijniging, wenende en rouw makende;
16
En zeggende: Wee, wee, de grote stad, die bekleed was met fijn lijnwaad, en purper, en scharlaken, en versierd met goud, en met kostelijk gesteente, en met paarlen; want in een ure is zo grote rijkdom verwoest.
17
En alle stuurlieden, en al het volk op de schepen, en bootsgezellen, en allen, die ter zee handelen, stonden van verre;
18
En riepen, ziende den rook van haar brand, en zeggende: Wat stad was deze grote stad gelijk?
19
En zij wierpen stof op hun hoofden, en riepen, wenende en rouw bedrijvende, zeggende: Wee, wee, de grote stad, in dewelke allen, die schepen in de zee hadden, van haar kostelijkheid rijk geworden zijn; want zij is in een ure verwoest geworden.
20
Bedrijft vreugde over haar, gij hemel, en gij heilige apostelen, en gij profeten, want God heeft uw oordeel aan haar geoordeeld.
21
En een sterke engel hief een steen op als een groten molensteen, en wierp dien in de zee, zeggende: Aldus zal de grote stad Babylon met geweld geworpen worden, en zal niet meer gevonden worden.
22
En de stem der citerspelers, en der zangers, en der fluiters, en der bazuiners, zal niet meer in u gehoord worden; en geen kunstenaar van enige kunst zal meer in u gevonden worden; en geen geluid des molens zal in u meer gehoord worden.
23
En het licht der kaars zal in u niet meer schijnen; en de stem eens bruidegoms en ener bruid zal in u niet meer gehoord worden; want uw kooplieden waren de groten der aarde, want door uw toverij zijn alle volken verleid geweest.
24
En in dezelve is gevonden het bloed der profeten en der heiligen, en al dergenen, die gedood zijn op de aarde.

1
En na dezen hoorde1) ik als een grote stem ener grote schare2) in den hemel, zeggende: Halleluja,3) de zaligheid,4) en de heerlijkheid, en de eer, en de kracht zij den Heere, onzen God.
2
Want Zijn oordelen zijn waarachtig5) en rechtvaardig; dewijl Hij de grote hoer6) geoordeeld heeft, die de aarde verdorven heeft met haar hoererij, en Hij het bloed Zijner dienaren van haar hand gewroken heeft.
3
En zij zeiden ten tweeden maal:7) Halleluja! En haar rook gaat op in alle eeuwigheid.8)
4
En de vier en twintig9) ouderlingen, en de vier dieren vielen neder, en aanbaden God, Die op den troon zat, zeggende: Amen, Halleluja!
5
En een stem kwam uit den troon,10) zeggende: Looft onzen God, gij al Zijn dienstknechten,11) en gij, die Hem vreest, beiden klein en groot!
6
En ik hoorde als een stem ener grote schare,12) en als een stem veler wateren, en als een stem van sterke donderslagen, zeggende: Halleluja, want de Heere, de almachtige God, heeft als Koning13) geheerst.
7
Laat ons blijde zijn, en vreugde bedrijven, en Hem de heerlijkheid geven; want de bruiloft des14) Lams is gekomen, en Zijn vrouw heeft zichzelve bereid.15)
8
En haar is gegeven, dat zij bekleed worde met rein en blinkend fijn lijnwaad; want dit fijn lijnwaad zijn16) de rechtvaardigmakingen der heiligen.
9
En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zijn zij, die geroepen zijn17) tot het avondmaal18) van de bruiloft des Lams. En hij zeide tot mij: Deze zijn de19) waarachtige woorden Gods.
10
En ik viel neder voor zijn voeten, om hem te aanbidden,20) en hij zeide tot mij: Zie, dat gij dat niet doet; ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, die de getuigenis van Jezus hebben; aanbid God.21) Want de getuigenis van Jezus is de geest der profetie.22)
11
En ik zag23) den hemel geopend;24) en ziet, een wit paard,25) en Die op hetzelve zat, was genaamd Getrouw en26) Waarachtig, en Hij oordeelt en voert krijg in27) gerechtigheid.
12
En Zijn ogen waren als een vlam vuurs,28) en op Zijn hoofd waren vele koninklijke29) hoeden; en Hij had een naam geschreven,30) die niemand wist, dan Hijzelf.31)
13
En Hij was bekleed met een kleed, dat met bloed32) geverfd was;33) en Zijn naam wordt genoemd het Woord Gods.34)
14
En de heirlegers35) in den hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed met wit en rein36) fijn lijnwaad.
15
En uit Zijn mond37) ging een scherp zwaard, opdat Hij daarmede de heidenen slaan38) zou. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren39) roede; en Hij treedt den40) wijnpersbak van den wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods.
16
En Hij heeft op Zijn kleed41) en op Zijn dij dezen Naam geschreven: Koning der koningen,42) en Heere der heren.
17
En ik zag een engel, staande in de zon;43) en hij riep met een grote stem, zeggende tot al de vogelen,44) die in het midden des hemels vlogen: Komt herwaarts, en vergadert u tot het avondmaal des45) groten Gods;
18
Opdat gij eet het vlees der koningen,46) en het vlees der oversten over47) duizend, en het vlees der sterken, en het vlees der paarden en dergenen, die daarop zitten; en het vlees van alle vrijen en dienstknechten, en kleinen en groten.
19
En ik zag het beest,48) en de koningen der aarde, en hun heirlegers vergaderd, om krijg te voeren tegen Hem, Die op het paard zat, en tegen Zijn heirlegers.
20
En het beest werd gegrepen,49) en met hetzelve de valse profeet,50) die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had, die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt.51)
21
En de overigen werden gedood met het zwaard Desgenen, Die op het paard zat, hetwelk uit Zijn52) mond ging; en al de vogelen werden verzadigd van hun vlees.

1
En ik zag1) een engel afkomen2) uit den hemel, hebbende den sleutel des3) afgronds, en een grote keten in zijn hand;
2
En hij greep den draak, den4) oude slang, welke is de duivel en satanas, en bond hem duizend jaren;
3
En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien5) boven hem, opdat hij de volken niet meer6) verleiden zou, totdat de duizend7) jaren zouden geeindigd zijn. En daarna moet hij8) een kleinen tijd9) ontbonden worden.
4
En ik zag tronen,10) en zij zaten op dezelve; en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen dergenen, die onthoofd waren11) om de getuigenis van Jezus, en om het Woord Gods, en die het beest, en deszelfs beeld niet aangebeden hadden, en die het merkteken niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hun hand; en zij leefden en heersten als koningen met Christus, de duizend jaren.12)
5
Maar de overigen der doden werden niet weder levend, totdat de duizend jaren geeindigd waren. Deze is de eerste opstanding.
6
Zalig en heilig is hij, die deel heeft in13) de eerste opstanding; over deze heeft de tweede dood14) geen macht, maar zij zullen priesters van God15) en Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen heersen duizend jaren.
7
En wanneer de duizend jaren zullen geeindigd zijn,16) zal de satanas uit zijn gevangenis ontbonden17) worden.
8
En hij zal uitgaan18) om de volken19) te verleiden, die in de vier20) hoeken der aarde zijn, den Gog en den Magog,21) om hen te vergaderen tot den krijg; welker getal is22) als het zand aan de zee.
9
En zij zijn opgekomen op de breedte der aarde, en omringden de legerplaats der23) heiligen, en de geliefde stad; en er kwam vuur neder24) van God uit den hemel, en heeft hen verslonden.
10
En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel des25) vuurs en sulfers, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid.
11
En ik zag een groten26) witten troon, en Dengene, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de27) aarde en de hemel wegvloden, en geen28) plaats is voor die gevonden.
12
En ik zag de doden, klein en groot,29) staande voor God;30) en de boeken werden31) geopend; en een ander boek werd geopend, dat des levens is;32) en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken.33)
13
En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en34) de hel gaven de35) doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken.
14
En de dood en de hel36) werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood.37)
15
En zo iemand niet gevonden werd38) geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in den poel des vuurs.

1
En ik zag een1) nieuwen hemel2) en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan,3) en de zee was niet4) meer.
2
En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem,5) nederdalende6) van God uit den hemel, toebereid als7) een bruid, die voor haar man versierd is.
3
En ik hoorde een grote stem uit den hemel, zeggende: Ziet, de tabernakel Gods8) is bij de mensen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen en hun God zijn.9)
4
En God zal alle tranen van10) hun ogen afwissen; en de dood zal11) niet meer zijn; noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer12) zijn; want de eerste dingen13) zijn weggegaan.
5
En Die op den troon zat, zeide: Ziet, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide tot mij: Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en getrouw.
6
En Hij sprak tot mij: Het is geschied.14) Ik ben de Alfa15) en de Omega, het Begin en het Einde. Ik zal den dorstige16) geven uit de fontein van het water des levens voor niet.17)
7
Die overwint, zal alles beerven;18) en Ik zal hem een God zijn, en hij zal Mij een zoon zijn.
8
Maar den vreesachtigen,19) en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars,20) en afgodendienaars, en al den leugenaars, is hun deel in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood.21)
9
En tot mij kwam een van de zeven22) engelen, die de zeven fiolen hadden, welke vol geweest waren van de zeven laatste plagen, en sprak met mij, zeggende: Kom herwaarts, ik zal u tonen23) de Bruid, de Vrouw des Lams.
10
En hij voerde mij weg in den geest24) op een groten en hogen berg,25) en hij toonde mij de grote stad, het heilige Jeruzalem, nederdalende uit26) den hemel van God.
11
En zij had de27) heerlijkheid Gods, en haar licht was den28) allerkostelijksten steen gelijk, namelijk als den steen Jaspis, blinkende gelijk kristal.
12
En zij had een groten29) en hogen muur, en had twaalf poorten,30) en in de poorten twaalf engelen,31) en namen daarop geschreven, welken zijn de namen der twaalf geslachten der32) kinderen Israels.
13
Van het oosten33) waren drie poorten, van het noorden drie poorten, van het zuiden drie poorten, van het westen drie poorten.
14
En de muur der stad had twaalf fondamenten,34) en in dezelve de namen der twaalf35) apostelen des Lams.
15
En hij die met mij sprak, had een gouden rietstok,36) opdat hij de stad zou meten, en haar poorten, en haar muur.
16
En de stad lag vierkant, en37) haar lengte was zo groot als haar breedte. En hij mat de stad met den rietstok op twaalf duizend stadien;38) de lengte, en de breedte, en de hoogte derzelve waren even gelijk.
17
En hij mat haar muur op39) honderd vier en veertig ellen,40) naar de maat41) eens mensen, welke des engels was.
18
En het gebouw van haar muur Jaspis; en de stad was zuiver goud, zijnde zuiver glas gelijk.42)
19
En de fondamenten43) van den muur der stad waren met allerlei kostelijk gesteente versierd. Het eerste fondament was Jaspis, het tweede Saffier, het derde Chalcedon, het vierde Smaragd.
20
Het vijfde Sardonix, het zesde Sardius, het zevende Chrysoliet, het achtste Beryl, het negende Topaas, het tiende Chrysopraas, het elfde Hyacinth, het twaalfde Amethyst.
21
En de twaalf poorten44) waren twaalf paarlen, een iedere poort was elk uit een paarl; en de straat der45) stad was zuiver goud; gelijk doorluchtig glas.
22
En ik zag geen tempel in46) dezelve; want de Heere, de almachtige God, is haar Tempel, en het Lam.47)
23
En de stad behoeft de zon48) en de maan niet, dat zij in dezelve zouden schijnen; want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht, en het Lam is haar Kaars.
24
En de volken, die zalig worden, zullen in haar licht49) wandelen; en de koningen50) der aarde brengen hun51) heerlijkheid en eer in dezelve.
25
En haar poorten52) zullen niet gesloten worden des daags; want aldaar zal geen nacht zijn.
26
En zij zullen de heerlijkheid en de eer der volken53) daarin brengen.
27
En in haar zal niet inkomen iets, dat ontreinigt, en54) gruwelijkheid doet, en leugen spreekt; maar die geschreven zijn in het boek des55) levens des Lams.

1
En hij toonde mij een zuivere rivier1) van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit den troon2) Gods, en des Lams.
2
In het midden van haar straat en3) op de ene en4) de andere zijde der rivier was de boom des levens,5) voortbrengende twaalf vruchten,6) van maand tot maand gevende zijne vrucht; en de bladeren des7) booms waren tot genezing der heidenen.8)
3
En geen vervloeking9) zal er meer tegen iemand zijn; en de troon Gods en10) des Lams zal daarin zijn, en Zijn dienstknechten11) zullen Hem dienen;12)
4
En zullen Zijn aangezicht13) zien, en Zijn Naam zal14) op hun voorhoofden zijn.
5
En aldaar zal geen15) nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als16) koningen heersen in alle eeuwigheid.17)
6
En hij zeide tot18) mij: Deze woorden zijn19) getrouw en waarachtig; en de Heere, de God der20) heilige profeten, heeft Zijn engel gezonden,21) om Zijn dienstknechten te tonen, hetgeen haast moet geschieden.22)
7
Zie, Ik kom haastiglijk zalig is hij, die de woorden der profetie dezes boeks bewaart.24)
8
En ik, Johannes,25) ben degene, die deze dingen gezien en gehoord heb. En toen ik ze gehoord en gezien had, viel ik neder26) om aan te bidden voor de voeten des engels, die mij deze dingen toonde.
9
En hij zeide tot mij: Zie, dat gij het niet doet; want ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, der profeten, en dergenen, die de woorden dezes boeks bewaren; aanbid God.
10
En hij zeide tot mij: Verzegel de27) woorden der profetie dezes boeks niet; want de tijd is nabij.
11
Die onrecht doet,28) dat hij nog onrecht doe; en die vuil is, dat hij nog vuil worde; en die rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd29) worde; en die heilig is, dat hij nog geheiligd worde.
12
En zie, Ik kom haastiglijk en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk31) zal zijn.
13
Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde; de Eerste en de Laatste.
14
Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij32) aan den boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad.33)
15
Maar buiten zullen zijn34) de honden,35) en de tovenaars,36) en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk, die de leugen liefheeft,37) en doet.
16
Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om ulieden deze38) dingen te getuigen in de Gemeenten. Ik ben de Wortel en39) het geslacht Davids, de blinkende Morgenster.40)
17
En de Geest en41) de Bruid zeggen:42) Kom! En die het hoort,43) zegge: Kom! En die dorst heeft,44) kome; en die wil,45) neme het water46) des levens om niet.47)
18
Want ik betuig aan een iegelijk, die de woorden der profetie dezes boeks hoort: Indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal hem toedoen de plagen, die in dit boek geschreven zijn.
19
En indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen49) uit het boek des levens, en uit de heilige stad,50) en uit hetgeen in dit boek geschreven is.
20
Die deze dingen51) getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastiglijk. Amen. Ja, kom, Heere Jezus!52)
21
De genade van onzen53) Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.54)

Terug naar boven
Turk�e Bekijk dropdown
Newbie
Newbie


Lid geworden: 16 juni 2006
Online status: Offline
Berichten: 2
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Turk�e Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 16 juni 2006 om 17:33
Dit is wat de bijbel over de eindoordelen verteld.
Terug naar boven
moslimboy212 Bekijk dropdown
Senior Member
Senior Member


Lid geworden: 23 maart 2005
Locatie: Belgie
Online status: Offline
Berichten: 736
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote moslimboy212 Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 17 juni 2006 om 07:43
daar heb ik wel zin in om te lezen.......
laa ilaha illalah
Terug naar boven
Sunni_Side_Up Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 04 januari 2006
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 197
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Sunni_Side_Up Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 17 juni 2006 om 07:53

Een lang stuk uit de bijbel, maar heel interessant.

Er wordt vaak gezegd dat de bijbel een boek is dat geschreven is door mensen, maar dit deel (boek van openbaringen / revelations bedoel ik) is toch wel heel heel apart:

Het begint met de verschijning van een engel die (autoritair) tegen Johannes zegt, ''Ga zitten en schrijf op wat ik u zal laten zien en wat ik u dicteer''

En het eindigt met een verbod aan ieder om er ook maar een punt of komma in te wijzigen.

Geen boek van mensen dus....Een boek van God !!!

 

Terug naar boven
DruideHerne Bekijk dropdown
Senior Member
Senior Member


Lid geworden: 24 juni 2005
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 834
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote DruideHerne Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 20 juni 2006 om 01:01
In eerste instantie geplaatst door Sunni_Side_Up

Een lang stuk uit de bijbel, maar heel interessant.

Er wordt vaak gezegd dat de bijbel een boek is dat geschreven is door mensen, maar dit deel (boek van openbaringen / revelations bedoel ik) is toch wel heel heel apart:

Het begint met de verschijning van een engel die (autoritair) tegen Johannes zegt, ''Ga zitten en schrijf op wat ik u zal laten zien en wat ik u dicteer''

En het eindigt met een verbod aan ieder om er ook maar een punt of komma in te wijzigen.

Geen boek van mensen dus....Een boek van God !!!

Ik had nog nooit begrepen dat God een engel was :-)
Hoezo boek van God?
God schrijft geen boeken :-)


 

Terug naar boven
Rahil Amin Bekijk dropdown
Senior Member
Senior Member


Lid geworden: 07 september 2004
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 1624
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Rahil Amin Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 20 juni 2006 om 01:14
In eerste instantie geplaatst door Sunni_Side_Up

Tja, een aardige anekdote, maar wat heeft dit te maken met wetenschap in islam?

Hoe dan ook:....het heeft eerder iets te maken met profetie;...maar dan:

In de bijbel wordt er voor dit soort dingen al over 2000 jaar gewaarschuwd, dat was dus al vanaf 700 jaar voor Mohammed.

Heeft Mohammed overigens grote profetien gedaan? Groot en waarvan al bewezen is dat zij uitkwamen op een manier dat hij volgens het joodse recht erkent kan worden als een echte profeet, en geen valse?

Ik snap wel dat velen op dit from dit zien als een vraag vanuit een vooringenomen standpunt.....een sterk antwoord is daarom des te belangrijker.

Sunni_Side_Up

 

 

De afgodendienaars daagden de profeet Sallalahu 'alaihi wasalam herhaaldelijk uit en verzochten hem wonderen te verrichten. De vooraan-staanden hebben zich op een gegeven moment verzameld in de gewijde moskee voor beraad en stuurden iemand naar de profeet Sallalahu 'alaihi wasalam om hem te spreken.

De profeet Sallalahu 'alaihi wasalam hechtte veel belangstelling hen naar het rechte pad te leiden zoals Allah, de Verhevene, heeft gezegd:

"En misschien zou jij (O Mohammed) jezelf na hun afwenden vernietigen van verdriet, wanneer zij niet in dit bericht (de Koran) geloven." (Surah 18: Ayah 6).

Hij kwam snel naar hen toe met de hoop dat zij zich tot de Islam zouden bekeren. Zij zeiden: ,,Je vertelt ons dat gezanten wonderen hebben verricht; de stok van Moesa, het dier van Thamoed en Iesa die doden kon laten herleven. Laat ons dan een wonder zien zoals de vorige gezanten."

Zij dachten dat gezanten in staat waren zelf deze wonderen te verrichten en het tijdstip zelf daarvoor te bepalen zoals andere mensen hun gewone daden verrichten. De afgodendienaars stelden de profeet Sallalahu 'alaihi wasalam voor om de "safaa" in goud te veranderen, de bergen te laten verdwijnen, de grond plat te maken, rivieren te laten stromen of om hun overleden voorouders te laten herrijzen zodat zij konden geloven dat hij een gezant was:

"En zij zeiden (tegen Mohammed): "Wij zullen jou nooit geloven, totdat jij voor ons een bron uit de aarde doet opwellen. Of jij een tuin met dadelpalmen en druivenstruiken hebt, en dan overvloedige rivieren uit hun midden doet ontspringen. Of jij de hemel in stukken op ons neer doet vallen, zoals jij ons beweert, of jij Allah en de Engelen vr ons brengt. Of jij een huis van goud hebt, of naar de hemel opstijgt, en wij zullen jouw opstijging nooit geloven, totdat jij een boek naar ons neerzendt, dat wij kunnen lezen"." (Surah 17: Ayah 90 t/m 93).

Zij toonden zich bereid om zich tot de Islam te bekeren als zou blijken dat de profeet Sallalahu 'alaihi wasalam in staat was aan hun verzoek te voldoen;

"En zij hebben bij Allah dure eden gezworen dat, indien er een Teken tot hen zou komen, zij er zeker door zouden geloven." (Surah 6: Ayah 109).

De profeet Sallalahu 'alaihi wasalam heeft vervolgens Allah, de Verhevene, aangeroepen hen te laten zien wat zij allemaal vroegen. Hij hoopte dat zij daarom alsnog zouden geloven. Jibriel verscheen toen bij de profeet Sallalahu 'alaihi wasalam . Hij heeft hem de keuze voorgelegd dat Allah, de Verhevene, aan hen de wonderen liet zien waar zij om vroegen. Maar wie daarna nog ongelovig zou blijven, stond een zeer pijnlijke bestraffing te wachten dat geen ander schepsel had gekregen, of dat Allah, de Verhevene, de mogelijkheid openliet tot vergiffenis en genade, maar geen van de wonderen zou verrichten. De profeet Sallalahu 'alaihi wasalam koos voor het laatste alternatief: ,,De poort van vergiffenis en genade."

Toen de profeet Sallalahu 'alaihi wasalam deze keuze had gemaakt, heeft Allah het antwoord voor de verzoeken van de afgoden-dienaars neergezonden. Hij zei:

"Zeg (O Mohammed): ,,Heilig is mijn Heer, ik ben niets anders dan een menselijke Boodschapper"." (Surah 17: Ayah 93).

Hetgeen betekent: ,,Zeg dat ik niet in staat ben zelf deze wonderen te verrichten want dat behoort toe aan Allah, de Verhevene, en Hij heeft geen metgezellen daarin (d.i. het vermogen om wonderen te verrichten).

Ik ben maar een mens zoals alle mensen en kan dus geen wonderenverrichten, net zomin als andere mensen dat kunnen. Het enige wat mij bijzonder maakt is het feit dat ik een boodschapper ben en dat ik openbaringen krijg neergezonden. Jullie zijn geen boodschappers en krijgen geen openbaringen. Ik ben niet degene die wonderen kan verrichten, maar Allah, de Verhevene, kan mijn woorden eventueel bevestigen door ze te laten verschijnen als Hij dat zou willen maar Hij kan dat ook nalaten en dat is alleen maar in jullie voordeel."

Allah, de Verhevene, heeft deze betekenis benadrukt in soerat Alan'am:

"Zeg: ,,Voorzeker, alle Tekenen zijn bij Allah. En wat zal jullie doen weten, dat als er eenmaal (een Teken tot hen) kwam, zij niet zouden geloven"." (Surah 6: Ayah 109).

De profeten en gezanten zijn niet degenen die deze wonderen verrichten maar Allah, de Verhevene, is degene die ze laat verschijnen. Als Allah, de Verhevene, door middel van deze gezanten wonderen laat plaatsvinden, dan is het om hen te vereren en steun te betuigen zodat hun gezantschap bevestigd wordt.

Allah, de Verhevene, heeft duidelijk laten weten dat de afgodendienaars ook in het geval dat zij deze wonderen zouden zien, zij toch nog ongelovig zouden blijven, ondanks het feit dat zij dure eden hadden gezworen om in dat geval w�l te gaan geloven. Allah, de Verhevene, heeft in dit verband gezegd:

"En al zouden wij Engelen tot hen neergezonden hebben en zouden de doden tot hen gesproken hebben en zouden Wij alle zaken (die Mohammad's Profeetschap bewijzen) voor hen verzameld hebben, dan nog zouden zij niet geloven, tenzij Allah het wilde, maar de meesten van hen zijn onwetend." (Surah 6: Ayah 111).

Allah, de Verhevene, heeft ook gezegd:

"En als er een oplezing (een geopenbaard boek) zou zijn, waardoor de bergen verplaatst worden of de aarde gespleten werd of de doden zouden kunnen spreken (dan zou dat deze Koran zijn). Maar bij Allah berusten alle zaken. Weten degenen die geloven niet, dat als Allah het zou willen, Hij zeker alle mensen geleid zou hebben?" (Surah 13: Ayah 31).

Allah, de Verhevene, verwees in deze verzen naar Zijn handelwijze; zodra de mensen een teken of een wonder vragen en niet geloven als dat plaatsvindt, dan wordt hun bestraffing niet langer uitgesteld. De handelwijze van Allah, de Verhevene, verandert niet. Hij wist dat pas later de meeste mensen van Quraish gelovig zouden worden, vandaar ook dat Hij, de Verhevene, de tekenen waarnaar zij hebben gevraagd niet aan hen liet verschijnen.

De verscheuring van de maan
Toen de mensen van Quraish de wonderen waarnaar zij vroegen niet kregen te zien, dachten zij dat de beste manier om de profeet Sallalahu 'alaihi wasalam uit te dagen en hem te bedwingen zou zijn om hem voortdurend om wonderen te blijven vragen. Op deze manier zouden zij de gewone mensen ervan overtuigen dat hij een leugenaar en geen gezant was. Zij gingen nog een stap verder en besloten hem om een wonder te vragen zonder dat zij om iets specifieks vroegen. Zodoende hoopten ze zijn onmacht aan de mensen te laten zien zodat ze niet in hem zouden geloven. De afgoden-dienaars van Quraish kwamen naar de profeet Sallalahu 'alaihi wasalam en zeiden: ,,Heb je een teken waardoor wij kunnen zien dat je een gezant bent."

De profeet Sallalahu 'alaihi wasalam vroeg zijn Heer om hen een teken te laten zien, waarna Allah, de Verhevene, de maan verscheurd in twee delen liet zien; het ene deel boven de ene kant van de berg Abu-Qubais en het andere deel boven de andere kant. De profeet Sallalahu 'alaihi wasalam zei toen: ,,Jullie zijn hiervan getuigen." De mensen van Quraish hebben dit teken duidelijk en gedurende een lange tijd kunnen zien. Zij waren verbijsterd maar zijn ongelovig gebleven en zeiden: ,,Dit is magie van de zoon van Abu Kabshah, Mohammed heeft ons betoverd". Iemand van de aanwezigen zei:,,Als hij jullie met zijn magie heeft kunnen be�nvloeden, dan lukt het hem niet om alle mensen te be�nvloeden. Wij wachten tot de eerste reizigers arriveren". Bij de aankomst van de reizigers vroegen zij aan hen wat zij zagen. Hoewel zij de gebeurtenis bevestigden, waren de mensen van Quraish vastbesloten ongelovig te blijven en hun eigen verlangens te volgen.

Het leek alsof de verscheuring van de maan een voorbereiding was voor een veel belangrijker gebeurtenis; "al'isra'e" en "almi'raadj". Als men ooggetuige was geweest van de verscheuring van de maan, dan werd het namelijk ook voor het verstand aannemelijker om "al'isra'e" en "almi'raadj" te accepteren.

Het paradijs is omgeven door moeilijkheden waar de �nafs� (het ego) niet van houdt, de hel is omgeven door de lusten die het ego strelen.
Overgeleverd door: Moslim
Terug naar boven
Sunni_Side_Up Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 04 januari 2006
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 197
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Sunni_Side_Up Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 20 juni 2006 om 14:52

Rahli Amin

Hoe is dit stuk van u te relateren aan de volgende reeks van profetien, waarvan van sommigen het bewijs dagelijks geleverd wordt in de vorm van Christenen die door Muslims worden terechtgesteld, en waarvan het restant waarschuwd voor valse profeten?

(Mijn definitie van een valse profeet is: Een profeet die iets verkondigd dat afwijkt van alles wat alle profeten voor hem verkondigd hebben)

Marcus 13:

 6.  Velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben het, en zij zullen velen verleiden. 
....
 7.  Doch wanneer gij hoort van oorlogen en geruchten van oorlogen, weest dan niet verontrust. Dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet. 
 8.  Want volk zal opstaan tegen volk en koninkrijk tegen koninkrijk. Er zullen nu hier, dan daar, aardbevingen zijn en er zullen hongersnoden wezen. Dat is het begin der wee�n. 
 ....
 10.  En aan alle volken moet eerst het evangelie gepredikt worden. 
 11.  En wanneer zij u wegvoeren om u over te leveren, weest dan niet van tevoren bezorgd wat gij zeggen moet, maar zegt wat u in die ure gegeven wordt; want gij zijt het niet, die spreekt, maar de heilige Geest. 
 12.  En een broeder zal zijn broeder overleveren ten dode en een vader zijn kind; en kinderen zullen opstaan tegen hun ouders en hen ter dood brengen. 
 13.  En gij zult door allen gehaat worden OM MIJN NAAM. Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden. 
.....
 22.  Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen tekenen en wonderen doen om, ware het mogelijk, de uitverkorenen te verleiden. 
....
 23.  Doch gij, ziet toe: Ik heb het u alles voorzegd. 

Mijn vraag was dus: Hoe is dit stuk van u te relateren aan de volgende reeks van profetien, waarvan van sommigen het bewijs dagelijks geleverd wordt in de vorm van Christenen die door Muslims worden terechtgesteld, en waarvan het restant waarschuwd voor valse profeten?

Ik hoop op een antwoord, en niet de gebruikelijke reactie van de beheerders. De gebruikelijke reactie is het bericht wissen.

Hoogachtend

Sunni_Side_Up

  

Terug naar boven
Muslima66 Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 26 februari 2006
Online status: Offline
Berichten: 308
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Muslima66 Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 20 juni 2006 om 15:34

De wonderen van de Profeet (vrede zij met hem) 

Allah, de Verhevene, heeft middels de Profeet (vrede zij met hem) verbazingwekkende wonderen en duidelijke tekenen getoond. Als iemand die zoekend is naar de waarheid deze wonderen bestudeerd zal hij erachter komen dat dit aantoont dat de Profeet (vrede zij met hem) werkelijk de Boodschapper van Allah is. Sommige geleerden hebben deze wonderen geprobeerd te tellen en kwamen op een aantal van ongeveer duizend wonderen. Hier zijn vele boeken over geschreven en de geleerden van de verschillende Islamitische studies hebben uitvoerig uitleg over gegeven.

De grootste wonder van allemaal: De Koran

De grootste wonder die onze Profeet (vrede zij met hem) is gegeven, sterker nog alle Boodschappers is gegeven is wel de Edele Koran, het Verduidelijkende Boek. Dit wonder spreekt het verstand en de ziel aan. Een wonder dat bestaat en zal blijven voortbestaan tot aan de Dag des Oordeels. Een Boek wat niet vatbaar is voor aangebrachte wijzigingen of veranderingen. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

"Waarlijk, het is zeker een Verheven Boek. De valsheid treft hem (de Koran) niet, niet van voren (tijdens de openbaring) en niet van achteren (na de openbaring). Een nederzending van de Allerwijze, de Geprezene." (Soerat Foessilat: 41-42)

Allah daagt met dit Boek de welbespraakte Arabieren uit. De Arabieren in de tijd van de Profeet (vrede zij met hem) stonden bekend om hun welbespraaktheid, verfijnde taalgebruik en retoriek. Ook weten we dat de Arabieren langdurig en hevig de Boodschap en de Profeet (vrede zij met hem) hebben bestreden. Al met al hadden zij dus genoeg reden om de uitdading aan te gaan en in al hun welbespraaktheid en retoriek te komen met een boek dat gelijk is aan slechts een deel van de Koran. Zij waren hier echter niet toe in staat. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

"En als jullie in twijfel verkeren over wat Wij hebben nedergezonden aan Onze dienaar (Mohammed), brengt dan een soortgelijke Soerah (een hoofdstuk uit de Koran) voort, en roept jullie getuigen buiten Allah op, als jullie waarachtigen zijn. Als jullie dan daartoe niet in staat zijn, vreest dan het Hellevuur waarvan het brandstof uit mensen en stenen bestaat, klaargemaakt voor de ongelovigen." (Soerat al-Baqarah: 23-24)

www.al-yaqeen.com

Terug naar boven
Muslima66 Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 26 februari 2006
Online status: Offline
Berichten: 308
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Muslima66 Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 20 juni 2006 om 15:35
De wonderen van de Profeet - 2

Bibliotheek

Al-Israa� wal Micraadj

Tot de duidelijke tekenen en bijzondere wonderen behoort al-Israa� wal Micraadj (de nachtreis en de hemelvaart). Allah stelde Zijn Profeet (vrede zij met hem) in staat om in ��n nacht te reizen van al-Masdjied al-Haraam (Mekka) naar al-Masdjied al-Aqsaa (al-Qoeds) om daar vervolgens voor te gaan in het gebed waaraan alle Profeten deel namen en achter hem baden. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

�Verheven is Degene Die �s nachts Zijn dienaar (Mohammed) van al-Masdjied al-Haraam naar al-Masdjied al-Aqsaa heeft gebracht, waarvan Wij de omgeving hebben gezegend. Opdat Wij hem van Onze Tekenen lieten zien��                                                                      (Soerat al-Israa�: 1)

Vanaf deze plaats reisde hij door naar de hemel. Daar zag hij de grootste Tekenen. Zo zag hij Djibriel (vrede zij met hem) in zijn werkelijke gedaante. Samen met hem ging hij naar de uiterste boom van Nabiq en ging voorbij de zeven hemelen. Hij werd zelfs door de Meest Barmhartige toegesproken en werd door Hem nabij gebracht.

�Willen jullie (ongelovigen) dan redetwisten over wat hij zag? En waarlijk, hij (Mohammed) heeft Djibriel bij een andere nederdaling gezien. Bij de uiterste boom van Nabiq. Daarbij is de Tuin van de verblijfplaats. Toen de boom van Nabiq bedekt werd met datgene waarmee hij bedekt werd. Zijn blik week niet en dwaalde niet. Waarlijk, hij zag de Grote Tekenen van zijn Heer.�                                                                                                                                  (Soerat an-Nadjm: 12-18)

Ibn Mascoed overlevert: �Hij (de boom van Nabiq) werd bedekt met vlinders van goud.�      (Moeslim)

Maalik ibnoe SacSacah overlevert dat de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei: �Toen hij (de boom van Nabiq) werd bedekt met datgene waarmee Allah hem had bedekt veranderde hij zodanig dat niemand van de schepselen van Allah in staat is om zijn schoonheid te beschrijven.�                                                                                                                                (Moeslim)

Qoeraysh verloochende deze gebeurtenis. De afstand tussen Mekka en al-Qoeds besloeg immers een reis van weken. Zij redeneerden dan ook dat het onmogelijk was voor een persoon om in slechts een deel van de nacht heen en weer te gaan. Dit vonden zij zeker vreemd. Het is ook vreemd, doch het is de Waarheid aangezien Allah, de Verhevene, hiervoor zorg droeg. En Allah is tot alles in staat.  

 

www.al-yaqeen.com

Terug naar boven
Muslima66 Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 26 februari 2006
Online status: Offline
Berichten: 308
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Muslima66 Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 20 juni 2006 om 15:36
Elf bewijzen dat Mohammed  een ware Profeet is

Interesse in de Islam

Broeders en zusters overal! Met dit stuk wil ik mij niet slechts richten tot de volgelingen van de Islam, maar tot iedere man, vrouw, jongen en meisje.

Mijn broeders en zusters overal! Jullie moeten weten dat de Boodschapper Mohammed ibn cAbd Allah (vrede zij met hem) waarlijk de Boodschapper en Dienaar is van Allah. De bewijzen die dit ondersteunen zijn volop aanwezig. Niemand behalve een ongelovige, die handelt uit arrogantie kan deze tekenen loochenen

Tot deze bewijzen behoren de volgende punten:

1.     Mohammed (vrede zij met hem) was een analfabeet en bleef dit tot aan zijn dood. Onder zijn hele volk stond hij bekend om het feit dat hij de waarheid sprak en om zijn betrouwbaarheid. Voordat hij de Openbaring ontving, had hij geen kennis van de voorgaande religies en dit bleef zo tot aan zijn veertigste. Toen werd hem de Koran, die tot op de dag van vandaag onveranderd is gebleven, geopenbaard. Deze Koran bespreekt de meeste gebeurtenissen die worden genoemd in de voorgaande Geschriften en vertelt ons hierover tot in de kleinste details, alsof Mohammed (vrede zij met hem) hierbij zelf aanwezig was. De Joden en de Christenen in zijn tijd waren niet in staat om hem hierover tegen te spreken.

2.     Mohammed (vrede zij met hem) voorspelde vele zaken die hem en zijn gemeenschap zouden overkomen, zoals: het behalen van strategische overwinningen, de vernietiging van het tirannieke koninkrijk van Chosroes (de koninklijke titel van de Zoroastrische koning van Perzi�), de val van het Romeinse Rijk aan de handen van de moslims en de vestiging van de Islam over de hele wereld. Deze gebeurtenissen deden zich allemaal voor, precies zoals Mohammed (vrede zij met hem) dit voorspelde.

3.     Mohammed (vrede zij met hem) kwam met een Arabische Koran die zijn gelijke niet kent qua welbespraaktheid en duidelijkheid. De Koran daagde de welbespraakte Arabieren, die Mohammed (vrede zij met hem) eerst voor leugenaar uitmaakte, uit om te komen met slechts ��n vers zoals de Koran. Dit konden zij niet, ondanks het feit dat zij meesters waren in de Arabische taal en po�zie. Tot op de dag van vandaag heeft niemand durven beweren in staat te zijn geweest woorden samen te stellen die de Koran benaderen, laat staan evenaren qua gratie, schoonheid en grootsheid.

4.     Het leven van deze nobele Profeet (vrede zij met hem) is een perfect voorbeeld van oprechtheid, genade, medeleven, betrouwbaarheid, dapperheid, gulheid en is ver verwijderd van slechte eigenschappen. Hij was ascetisch in alle wereldse zaken en streefde slechts naar de beloning in het Hiernamaals en in al zijn daden en handelingen was hij godvrezend.

5.     Allah plaatste grote liefde voor Mohammed (vrede zij met hem) in de harten van hen die in hem geloofden en hem ontmoetten. Deze liefde bereikte zo een niveau, dat elke willekeurige metgezel van de Profeet (vrede zij met hem) zijn of haar moeder en vader zou opofferen voor de Profeet (vrede zij met hem), zelfs tot op de dag van vandaag. De mensen die in hem geloven, houden van hem en eren hem. Iedere gelovige zou zijn eigen familie en bezittingen als losgeld geven om de Profeet (vrede zij met hem) te mogen zien, zelfs maar voor ��n keer.

6.     Het leven van geen andere historische persoonlijkheid is zo fijn tot op de kleinste details beschreven en bewaard gebleven tot op de dag van vandaag, zoals het leven van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem). Hij was de meest invloedrijke persoon van de gehele menselijke geschiedenis. Noch kent deze wereld iemand anders die elke ochtend, avond en gedurende de rest van de dag wordt herdacht. Als de volgelingen van Mohammed (vrede zij met hem) zijn naam gedenken of horen, vragen zij zegeningen en vrede van Allah voor de Profeet (vrede zij met hem). Dit doen zij uit volle overgave en oprechte liefde voor de Profeet Mohammed (vrede zij met hem).

7.     Er is nooit een andere man in de gehele geschiedenis geweest wiens voorbeeld zo nauwgezet werd en nog steeds wordt gevolgd door zijn volgelingen als dat van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem). Degenen die geloven in de Profeet (vrede zij met hem), slapen op de manier waarop hij sliep, verrichten de rituele wassing zoals hij die verrichtte en houden zich aan de manieren waarop hij at, dronk en zichzelf kleedde.

In werkelijk elk aspect van hun leven volgen de volgelingen van Mohammed (vrede zij met hem) zijn leerstellingen, die hij onder hen verspreidde. Zij bewandelen het pad dat hij bewandelde tijdens zijn leven. Gedurende elke generatie, vanaf de tijd van de Profeet (vrede zij met hem) tot aan nu, houden degenen die geloven in deze nobele Profeet zich vast aan zijn leerstellingen. Bij sommigen heeft dit zelfs het niveau bereikt dat zij het voorbeeld van de Profeet (vrede zij met hem) volgen ook in zaken waar Allah dit niet van hen eist. Sommigen eten bijvoorbeeld slechts het voedsel dat Profeet (vrede zij met hem) lekker vond en dragen slechts die kleren waar de Profeet (vrede zij met hem) een voorkeur voor had.

Zij volgen boven dit alles zijn manier van aanbidding, zeggen dezelfde smeekbeden als hij, bijvoorbeeld bij het groeten van mensen, bij het binnentreden en verlaten van de woning, bij het betreden van de moskee, voor het slapen gaan en wakker worden, bij het eten en drinken, tijdens het vasten, tijdens het reizen enz.

8.     Er is nooit een persoon geweest op deze wereld die ooit zoveel liefde, respect, eer ontving en gehoorzaamd werd als deze nobele Profeet.

9.     Sinds zijn komst tot op de dag van vandaag, wordt deze Profeet over de hele wereld gevolgd door allerlei mensen van verschillende etniciteiten en achtergronden. Velen van hen die hem volgden waren eerst Christen, Jood, athest of hadden helemaal geen religie. Onder de mensen die kozen om hem te volgen waren zij die bekend stonden om hun verstandige oordelen, wijsheid, reflectie en inzicht. Zij kozen ervoor om de Profeet (vrede zij met hem) te volgen nadat zij getuige waren van de tekenen van de waarheid van zijn Boodschap en de bewijzen van de wonderen waarmee hij kwam. Zij kozen er niet voor om hem te volgen uit dwang of omdat dit gewoonweg de godsdienst was van hun ouders.

Vele volgelingen van de Profeet (vrede zij met hem) kozen zelfs om hem te volgen in een tijd dat de Islam zwak was, toen er slechts weinigen waren die met hen geloofden en de mensen die in hem geloofden vervolgd werden. De meeste mensen die kozen om hem te volgen deden dit niet met het oog op enige wereldse beloning. Het is een feit dat vele van zijn volgelingen veel hebben geleden als gevolg van het geloven in de Boodschap van deze Profeet, maar ondanks al deze beproevingen waren deze mensen onwrikbaar in hun geloof.

10.  Mijn broeders! Iedereen met een helder verstand moet toch kunnen inzien dat dit alles erop duidt dat Mohammed (vrede zij met hem) waarlijk de Boodschapper is van Allah en niet slechts een man die beweerde een profeet te zijn of sprak over God zonder enige kennis.

Mohammed (vrede zij met hem) beschreef Allah met Eigenschappen vrij van elke vorm van imperfectie. Niemand, zelfs niet de filosofen, waren ooit in staat om op zo een wijze een beschrijving te geven van Allah. Het is voor het menselijke verstand immers moeilijk te bevatten dat er een Entiteit bestaat die overal toe in staat is en geen beperkingen kent op het gebied van bijvoorbeeld kennis, grootsheid enz. Een entiteit die de menselijke competenties ver overtreft.

Noch ligt het in het vermogen van een mens om zo een perfecte wetgeving in het leven te roepen die gebaseerd is op rechtvaardigheid, gelijkheid, genade en objectiviteit voor alle menselijke activiteiten. De Profeet Mohammed (vrede zij met hem) kwam met regels inzake koop en verkoop, huwelijk en scheiding, huur, nalatenschap, voogdijschap. Hij kwam met regels die het individueel en het maatschappelijk leven waarborgde.

11.   Het is ondenkbaar dat een persoon zoveel wijsheid, moraal en nobelheid heeft weten te combineren als de Profeet (vrede zij met hem).

Op een complete en volwaardige manier onderwees Mohammed (vrede zij met hem) de mensen over moraal, karakter en goed gedrag tegenover de ouders, familieleden, vrienden, de mensheid, dieren en planten.

              Dit bewijst dat de Boodschapper (vrede zij met hem) niet met een eigen religie kwam, maar dat               hij kwam met regels en inspiratie die hij ontving van Degene Die de hemelen en de aarde heeft               geschapen. 

www.al-yaqeen.com
Terug naar boven
Sunni_Side_Up Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 04 januari 2006
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 197
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Sunni_Side_Up Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 20 juni 2006 om 15:46

Wat was de nobelheid en genade van de profeet in het geval dat een oude vrouw tussen twee kamelen uiteen werd gescheurd?

Wat was de nobelheid en genade van de profeet toen hij de mannen van uri handen en voeten afhakte, en hen onverzorgd achterliet totdat zij stierven?

In mijn ogen was dat geen terechtstelling van misdadigers, maar de satanische vreugde van het einde maken aan een mensen leven met gebruik van ondraaglijk en onnodig lijden. Een lijden dat men nog geen dier aan zou durven doen.

Hoe vallen deze daden van Mohammed te verenigen met hem te noemen een nobel en genadevol man?

Een man die aan het einde van zijn leven zich op de borst klopte met woorden die mij doen denken aan woorden van wrede dictators ''IK BEN BEROEMD/BEKEND GEWORDEN MET TERREUR''?

In afwachting van een oprecht antwoord,

en met vriendelijke groeten

Sunni_Side_Up

 

 

Terug naar boven
Muslima66 Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 26 februari 2006
Online status: Offline
Berichten: 308
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Muslima66 Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 20 juni 2006 om 17:03

Sunni_Side_Up...DamN ik heb mijn tijd verspilt. Ik dacht dat je oprecht op zoek was naar de wonderen van de Profeet (vrede en zegen zij met hem) en naar de bewijzen dat hij de Boodschapper is van de Heer der Werelden. Maar concluderend uit je reactie, blijkt dat je vol haat jegens hem (vrede en zegen zij met hem) koestert. Je kunt zo veel haten als je wilt, de liefde die wij de moslims voor hem hebben zal nooit verdwijnen integendeel het blijft alleen maar groeien hoe meer wij over hem te weten komen.

Mensen zoals jij kun je zoveel bewijzen geven omtrent zijn Profeetschap maar zullen zij dan geloven als de bewijzen tot hen komen....? Neeh!

De moslims zijn er trots op, dat zij behoren tot zijn gemeenschap. En zijn Allah Subhana Wa Ta'laa dankbaar voor Zijn gunst.

�Waarlijk, Allah heeft de gelovigen begunstigd, toen Hij uit hun midden een Boodschapper zond. Hij draagt hen Zijn Verzen voor en hij reinigt hen en hij onderwijst hen het Boek en de Wijsheid, terwijl zij daarvoor zeker in duidelijke dwaling verkeerden.�   (Soerat Aali cImraan: 164)

Tenslotte:

Ik ben tevreden met Allah als mijn Heer, met de Islam als mijn godsdienst en met Mohammed als mijn Profeet.

 

 

 

Terug naar boven
Sunni_Side_Up Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 04 januari 2006
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 197
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Sunni_Side_Up Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 20 juni 2006 om 17:14

Het woord in de eerste zin is tekenend

DamN

Geld hier?: Waar het hart vol van is loopt de mond van over?

Komt nu het inhoudelijke antwoord nog?

Het was marteling, en geen terechtstelling. Het was onnodig veroorzaken van pijn, alsof het deel uitmaakte van satanisch genot. Hoe kan iemand zoiets doen? En hoe kan iemand zo een dader een genadevolle en barmhartige noemen?

 

 

Terug naar boven
Sunni_Side_Up Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 04 januari 2006
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 197
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Sunni_Side_Up Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 20 juni 2006 om 18:51

Muslima's 66 eerste woord naar mij ......DamN!!!???

Hij die Israel vervloekt (het zaad van Abraham, letterlijk of figuurlijk/geestelijk) zij vervloekt, hij die Israel zegent wordt gezegend

Moge God jou openbaren uit welke bron het woordje DamN in jouw binnenste opborrelde, moge hij helpen die bron te dempen, en moge hij je in plaats van die bron geven: Een bron van levend water, die zal zijn als een fontein in je binneste, en leven zal voortbrengen  voor jouwzelf, en voor allen met wie je het water zult delen.

Ik begrijp het wel.....Ik vergeef je ....Gods zegen toegewenst

 

Terug naar boven
Muslima66 Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 26 februari 2006
Online status: Offline
Berichten: 308
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Muslima66 Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 21 juni 2006 om 07:06
In eerste instantie geplaatst door Sunni_Side_Up

Muslima's 66 eerste woord naar mij ......DamN!!!???

Hij die Israel vervloekt (het zaad van Abraham, letterlijk of figuurlijk/geestelijk) zij vervloekt, hij die Israel zegent wordt gezegend

Moge God jou openbaren uit welke bron het woordje DamN in jouw binnenste opborrelde, moge hij helpen die bron te dempen, en moge hij je in plaats van die bron geven: Een bron van levend water, die zal zijn als een fontein in je binneste, en leven zal voortbrengen  voor jouwzelf, en voor allen met wie je het water zult delen.

Ik begrijp het wel.....Ik vergeef je ....Gods zegen toegewenst

 

Wow....Er is hier sprake van een miscommunication.

Het was niet mijn bedoeling geweest om je te schokkeren met het woordje Damn. Effe voor de duidelijkheid....met damn bedoelde ik Jammer( maar ach alleen de jongeren weten dat)....Jammer dat ik mijn tijd heb verspilt....want ik verdoe mij tijd niet aan mensen die erop uit zijn om de islaam of onze geliefde Profeet (vrede en zegen zij met hem) te beledigen.

Zoals ik al eerder zei, ik kan met zo veel bewijzen of uitleg komen als ik wil, maar het punt is, de meningen staan al klaar....dus wat heeft het voor zin???

 

 

 

Terug naar boven
Sunni_Side_Up Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 04 januari 2006
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 197
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Sunni_Side_Up Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 21 juni 2006 om 12:59

Ik snap dat je het niet bedoeld hebt,

Maar het is goed dat je je er van bewust bent.

DAMN is een vloekwoord

mijn woordenboek zegt

DAMN = curse = lay curse upon

Niet een woord dus dat een profeet zo maar in zijn mond zou nemen. De Geest in zijn binnenste zou hem waarschuwen.

En zo was ik gewaarschuwd toen ik het las

Niet dat vloeken effect hebben op mij. Ik zelf ben beschermd. Maar toch: bewust of onbewust geuit....helemaal krachteloos is een vloek niet

Hoe dan ook.....ik be grijp het....en vergeef je

Terug naar boven
Murat Bekijk dropdown
Senior Member
Senior Member


Lid geworden: 12 maart 2005
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 755
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Murat Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 21 juni 2006 om 14:58
In eerste instantie geplaatst door Turk�e

1
De openbaring1) van Jezus Christus, die God2) hem3) gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen4) de dingen5), die haast geschieden moeten; en die Hij door Zijn engel gezonden, en Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft;
2
Dewelke6) het woord7) Gods betuigd heeft, en de getuigenis8) van Jezus Christus, en al wat hij gezien heeft.
3
Zalig is hij, die leest, en zijn zij, die horen de woorden dezer profetie, en die bewaren, hetgeen in dezelve geschreven is; want de tijd9) is nabij.
4
Johannes aan de10) zeven Gemeenten, die in11) Azie zijn: genade zij u en vrede van Hem12), Die is, en Die was, en Die komen zal; en van de zeven13) geesten, die voor Zijn troon zijn;
5
En van Jezus Christus, Die de getrouwe14) Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden, en de Overste der koningen der aarde. Hem, Die ons heeft liefgehad, en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn15) bloed.
6
En Die ons gemaakt heeft tot koningen16) en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.
7
Ziet, Hij komt met17) de wolken en alle oog18) zal Hem zien, ook degenen, die Hem doorstoken19) hebben; en alle geslachten20) der aarde zullen over Hem rouw bedrijven;21) ja,22) amen.
8
Ik ben de Alfa23) en de Omega, het Begin24) en het Einde, zegt de Heere,25) Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige.
9
Ik26), Johannes, die ook uw broeder ben, en medegenoot in de verdrukking, en in het Koninkrijk, en in de lijdzaamheid van Jezus Christus, was op het eiland, genaamd Patmos,27) om het Woord Gods, en om de getuigenis van Jezus Christus.
10
En ik was in den28) geest op den dag29) des Heeren; en ik hoorde achter mij een grote stem, als van een bazuin,
11
Zeggende: Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste; en hetgeen gij ziet, schrijf dat in een boek,32) en zend het aan de zeven Gemeenten, die in Azie zijn, namelijk naar Efeze,33) en naar Smyrna, en naar Pergamus, en naar Thyatire, en naar Sardis, en naar Filadelfia, en naar Laodicea.
12
En ik keerde mij om, om te zien de stem34), die met mij gesproken had; en mij omgekeerd hebbende, zag ik zeven35) gouden kandelaren;
13
En in het midden van de zeven kandelaren Een, den Zoon36) des mensen gelijk zijnde, bekleed met een lang37) kleed tot de voeten, en omgord38) aan de borsten met een gouden gordel;
14
En Zijn hoofd en haar was wit39), gelijk als witte wol, gelijk sneeuw; en Zijn ogen40) gelijk een vlam vuurs;
15
En Zijn voeten waren blinkend koper gelijk, en gloeiden als in een oven; en Zijn stem als een stem van vele wateren.
16
En Hij had zeven43) sterren in Zijn44) rechterhand; en uit Zijn mond ging een tweesnijdend45) scherp zwaard; en Zijn aangezicht was, gelijk de46) zon schijnt in haar kracht.
17
En toen ik Hem zag, viel ik47) als dood aan Zijn voeten; en Hij legde Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; Ik ben de48) Eerste en de Laatste;
18
En Die leef,49) en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels50) der hel en des doods.
19
Schrijf, hetgeen gij51) gezien hebt, en hetgeen is,52) en hetgeen geschieden53) zal na dezen:
20
De verborgenheid der zeven sterren, die gij gezien hebt in Mijn rechter hand, en de zeven gouden kandelaren. De zeven sterren zijn54) de engelen55) der zeven Gemeenten; en de zeven kandelaren, die gij gezien hebt, zijn de zeven Gemeenten.

1
Schrijf aan den engel1) der Gemeente van Efeze2): Dit zegt Hij, Die de zeven sterren in Zijn rechter hand houdt, Die in het midden der zeven gouden kandelaren wandelt:4)
2
Ik weet5) uw werken, en uw arbeid,6) en uw lijdzaamheid,7) en dat gij de kwade8)n niet kunt dragen; en dat gij beproefd9) hebt degenen, die uitgeven, dat zij10) apostelen zijn, en zij zijn het niet; en hebt ze leugenaars bevonden;
3
En gij hebt verdragen, en hebt geduld; en gij hebt om Mijns Naams wil gearbeid, en zijt niet moede geworden.
4
Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste11) liefde hebt verlaten.
5
Gedenk dan, waarvan12) gij uitgevallen zijt, en bekeer13) u, en doe de eerste werken; en zo niet, Ik zal u haastelijk14) bij komen, en zal uw kandelaar15) van zijn plaats weren, indien gij u niet bekeert.
6
Maar dit hebt gij, dat gij de werken der16) Nikolaieten haat, welke Ik ook haat.
7
Die oren17) heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van den boom18) des levens, die in het midden van het paradijs Gods is.
8
En schrijf aan den engel19) der Gemeente van die van Smyrna:20) Dit zegt de Eerste21) en de Laatste, Die dood22) geweest is, en weder levend23) is geworden:
9
Ik weet uw werken, en verdrukking, en armoede24) (doch gij zijt rijk)25), en de lastering26) dergenen, die zeggen27), dat zij Joden zijn, en zijn het28) niet, maar zijn een synagoge29) des satans.
10
Vrees30) geen der dingen, die gij lijden zult. Ziet, de duivel31) zal enigen van ulieden in de32) gevangenis werpen, opdat gij verzocht33) wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien34) dagen. Zijt getrouw tot den35) dood, en Ik zal u geven de kroon36) des levens.
11
Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, zal van den tweeden37) dood niet beschadigd worden.
12
En schrijf aan den engel der Gemeente, die in Pergamus38) is: Dit zegt Hij, Die het39) tweesnijdend scherp zwaard heeft:
13
Ik weet uw werken, en waar gij woont; namelijk daar de troon40) des satans is, en gij houdt41) Mijn Naam, en hebt Mijn geloof niet verloochend, ook in die dagen, in welke Antipas42), Mijn getrouwe getuige was, welke gedood is bij ulieden, daar de satan woont.
14
Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij43) aldaar hebt, die de lering van Balaam44) houden, die Balak leerde den kinderen Israels een aanstoot voor te werpen, opdat zij zouden afgodenoffer eten en hoereren.
15
Alzo hebt ook gij, die de45) lering der Nikolaieten houden; hetwelk Ik haat.
16
Bekeer u; en zo niet, Ik zal u haastelijk bij komen, en zal tegen hen krijg voeren met het46) zwaard Mijns monds.
17
Die oren heeft, die hore, wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van het47) manna, dat verborgen is, en Ik zal hem geven een witten48) keursteen, en op den keursteen een nieuwen49) naam geschreven, welken50) niemand kent, dan die hem ontvangt.
18
En schrijf aan den engel der Gemeente te Thyatire:51) Dit zegt de Zoon52) van God, Die Zijn ogen heeft als een vlam vuurs, en Zijn voeten zijn blinkend53) koper gelijk:
19
Ik weet uw werken, en liefde, en dienst, en geloof, en uw lijdzaamheid, en uw werken, en dat54) de laatste meer zijn dan de eerste.
20
Maar Ik heb enige weinige55) dingen tegen u, dat gij de vrouw56) Jezabel, die zichzelve zegt een profetes te zijn, laat leren, en Mijn dienstknechten verleiden, dat zij hoereren en afgodenoffer eten.
21
En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich zou bekeren van haar hoererij, en zij heeft zich niet bekeerd.
22
Zie, Ik werp58) haar te bed, en die met59) haar overspel bedrijven, in grote60) verdrukking, zo zij zich niet bekeren van hun werken.
23
En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de Gemeenten zullen weten, dat Ik62) het ben, Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken.
24
Doch Ik zeg ulieden, en tot de anderen, die te Thyatire zijn, zovelen, als er deze leer niet64) hebben, en die de diepten63) des satans niet gekend hebben, gelijk zij zeggen: Ik zal u geen anderen65) last opleggen;
25
Maar hetgeen gij hebt, houdt dat, totdat Ik zal komen.
26
En die overwint, en die Mijn werken tot het einde toe bewaart, Ik zal hem macht geven over de heidenen;
27
En hij zal66) ze hoeden met een ijzeren staf; zij zullen als pottenbakkersvaten vermorzeld worden; gelijk ook Ik van Mijn Vader ontvangen heb.
28
En Ik zal hem de morgenster geven.67)
29
Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt.

1
En schrijf aan den engel der1) Gemeente, die te Sardis is:2) Dit zegt, Die de zeven geesten Gods3) heeft, en de zeven sterren: Ik weet uw werken, dat gij den naam hebt, dat gij leeft, en gij zijt dood.
2
Zijt wakende,5) en versterk het overige, dat sterven zou; want Ik heb uw werken niet vol gevonden7) voor God.8)
3
Gedenk dan, hoe gij het ontvangen9) en gehoord hebt, en bewaar het, en bekeer u. Indien gij dan niet waakt, zo zal Ik over u komen als een dief,10) en gij zult niet weten, op wat ure Ik over u komen zal.
4
Doch gij hebt enige weinige namen ook te Sardis,11) die hun klederen niet12) bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen13) in witte klederen,14) overmits zij het waardig zijn.
5
Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Ik zal zijn naam belijden17) voor Mijn Vader en voor Zijn engelen.
6
Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt.
7
En schrijf aan den engel der Gemeente, die in Filadelfia is:18) Dit zegt de Heilige, de19) Waarachtige, Die den sleutel Davids20) heeft; Die opent, en niemand sluit, en Hij sluit, en niemand opent:
8
Ik weet uw werken; zie, Ik heb een geopende deur voor u21) gegeven, en niemand kan die sluiten; want gij hebt kleine kracht,22) en gij hebt Mijn woord bewaard, en hebt Mijn Naam niet verloochend.
9
Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge des satans, dergenen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat23) zij zullen komen, en aanbidden voor uw voeten, en bekennen, dat Ik u liefheb.
10
Omdat gij het woord Mijner lijdzaamheid25) bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure26) der verzoeking, die27) over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken, die op de aarde wonen.
11
Zie, Ik kom haastelijk; houd dat gij hebt,28) opdat niemand uw kroon neme.29)
12
Die overwint, Ik zal hem maken tot een pilaar in den tempel Mijns Gods, en hij zal niet meer31) daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven32) den Naam Mijns Gods,33) en de naam der stad Mijns Gods, namelijk des nieuwen Jeruzalems,34) dat uit den hemel35) van Mijn God afdaalt, en ook Mijn nieuwen Naam.36)
13
Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt.
14
En schrijf aan den engel van de Gemeente der Laodicensen:37) Dit zegt de Amen,38) de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der40) schepping Gods:
15
Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt,41) noch heet; och, of gij koud waart, of heet!
16
Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen.42)
17
Want gij zegt: Ik ben rijk,43) en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en44) naakt.45)
18
Ik raad u dat gij van Mij koopt goud,46) beproefd komende uit47) het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat48) gij moogt bekleed worden, en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt.49)
19
Zo wie Ik liefheb,50) die bestraf en51) kastijd Ik; wees52) dan ijverig, en bekeer u.
20
Zie, Ik sta aan de deur53), en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden,55) en hij met Mij.
21
Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik56) overwonnen heb, en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon.
22
Die oren heeft, die hore, wat de Geest tot de Gemeenten zegt.

1
Na dezen3) zag ik,1) en ziet, een deur was geopend in den hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had,2) als van een bazuin, met mij sprekende, zeide: Kom hier op, en Ik zal u tonen, hetgeen na dezen geschieden moet.4)
2
En terstond werd ik in den geest;5) en ziet, er was een troon gezet in den hemel,6) en er zat Een7) op den troon.8)
3
En Die daarop zat, was in het aanzien den steen Jaspis en Sardius gelijk;9) en een regenboog was rondom den troon,10) in het aanzien der steen Smaragd gelijk.
4
En rondom den troon waren vier en twintig tronen; en op de tronen zag ik de11) vier en twintig ouderlingen zittende, bekleed met witte klederen,12) en zij hadden gouden kronen op hun hoofden.13)
5
En van den troon gingen uit bliksemen, en donderslagen,14) en stemmen; en zeven vurige lampen waren15) brandende voor den troon, welke zijn de zeven geesten Gods.16)
6
En voor den troon was een glazen zee, kristal gelijk.17) En in het midden des troons, en rondom den troon, vier dieren, zijnde vol ogen18) van voren en van achteren.
7
En het eerste dier was een leeuw gelijk, en het tweede dier een kalf gelijk, en het derde dier had het aangezicht als een mens, en het vierde dier was een vliegenden arend gelijk.
8
En de vier dieren hadden elkeen voor zichzelven zes vleugelen rondom, en waren van binnen vol ogen; en hebben geen rust19) dag en nacht, zeggende:20) Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was, en Die is, en Die komen zal.
9
En wanneer de dieren heerlijkheid, en eer,21) en dankzegging gaven Hem, Die op den troon zat, Die in alle eeuwigheid leeft;22)
10
Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende:
11
Gij Heere, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid,24) en de eer, en de kracht; want Gij hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil zijn zij,25) en zijn zij geschapen.

1
En ik zag in de rechter hand Desgenen, Die op den troon zat, een boek, geschreven van binnen en van buiten,2) verzegeld met zeven zegelen.3)
2
En ik zag een sterken engel,4) uitroepende met een grote stem: Wie is waardig5) het boek te openen, en zijn zegelen open te breken?
3
En niemand in den hemel, noch op de aarde, noch onder de aarde, kon het boek openen, noch hetzelve in zien.
4
En ik weende zeer,7) dat niemand waardig gevonden was, om dat boek te openen, en te lezen, noch hetzelve in te zien.
5
En een van de ouderlingen8) zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw, Die uit den9) stam van Juda is, de Wortel Davids,10) heeft overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven zegelen open te breken.
6
En ik zag, en ziet, in het midden van den troon, en van de vier dieren, en in het midden van de ouderlingen, een Lam, staande11) als geslacht, hebbende12) zeven hoornen, en zeven ogen;13) dewelke zijn de zeven geesten Gods,14) die uitgezonden zijn in alle landen.15)
7
En Het kwam, en heeft16) het boek genomen uit de rechter hand Desgenen, Die op den troon zat.
8
En als Het dat boek genomen had,17) vielen de vier dieren en de vier en twintig18) ouderlingen voor het Lam neder, hebbende elk citeren en gouden fiolen,19) zijnde vol reukwerks, welke zijn de gebeden der heiligen.20)
9
En zij zongen een nieuw lied, zeggende:21) Gij zijt waardig dat boek te nemen, en zijn zegelen te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed,22) uit alle geslacht, en taal, en volk, en natie;
10
En Gij hebt ons onzen God gemaakt tot koningen en priesteren;23) en wij zullen als koningen heersen op de aarde.24)
11
En ik zag, en ik hoorde een stem veler engelen rondom den troon, en de dieren, en de ouderlingen; en hun getal was tien duizendmaal tien duizenden,25) en duizendmaal duizenden;
12
Zeggende met een grote stem: Het Lam, Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht,26) en rijkdom, en wijsheid, en sterkte,27) en eer, en heerlijkheid, en dankzegging.28)
13
En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid.
14
En de vier dieren zeiden: Amen. En de vier en twintig ouderlingen vielen neder, en aanbaden Dengene, Die leeft in alle eeuwigheid.

1
En ik zag, toen het Lam een van de zegelen geopend had, en ik hoorde een uit de vier dieren zeggen, als een stem van een donderslag: Kom en zie!
2
En ik zag, en ziet, een wit paard, en Die daarop zat, had een boog; en Hem is een kroon gegeven, en Hij ging uit overwinnende, en opdat Hij overwonne!
3
En toen Het het tweede zegel geopend had, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom en zie!
4
En een ander paard ging uit, dat rood was; en dien, die daarop zat, werd macht gegeven den vrede te nemen van de aarde; en dat zij elkander zouden doden; en hem werd een groot zwaard gegeven.
5
En toen Het het derde zegel geopend had, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag, en ziet, een zwart paard, en die daarop zat, had een weegschaal in zijn hand.
6
En ik hoorde een stem in het midden van de vier dieren, die zeide: Een maatje tarwe voor een penning, en drie maatjes gerst voor een penning; en beschadig de olie en den wijn niet.
7
En toen Het het vierde zegel geopend had, hoorde ik een stem van het vierde dier, die zeide: Kom en zie!
8
En ik zag, en ziet, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard, en met honger, en met den dood, en door de wilde beesten der aarde.
9
En toen Het het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen dergenen, die gedood waren om het Woord Gods, en om de getuigenis, die zij hadden.
10
En zij riepen met grote stem, zeggende: Hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet van degenen, die op de aarde wonen?
11
En aan een iegelijk werden lange witte klederen gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een kleinen tijd rusten zouden, totdat ook hun mededienstknechten en hun broeders zouden vervuld zijn, die gedood zouden worden, gelijk als zij.
12
En ik zag, toen Het het zesde zegel geopend had, en ziet, er werd een grote aardbeving; en de zon werd zwart als een haren zak, en de maan werd als bloed.
13
En de sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgeboom zijn onrijpe vijgen afwerpt, als hij van een groten wind geschud wordt.
14
En de hemel is weggeweken, als een boek, dat toegerold wordt; en alle bergen en eilanden zijn bewogen uit hun plaatsen.
15
En de koningen der aarde, en de groten, en de rijken, en de oversten over duizend, en de machtigen, en alle dienstknechten, en alle vrijen, verborgen zichzelven in de spelonken, en in de steenrotsen der bergen;
16
En zeiden tot de bergen en tot de steenrotsen: Valt op ons, en verbergt ons van het aangezicht Desgenen, Die op den troon zit, en van den toorn des Lams.
17
Want de grote dag Zijns toorns is gekomen, en wie kan bestaan?

1
En na dezen zag ik1) vier engelen staan op de2) vier hoeken der aarde, houdende de vier winden der aarde, opdat geen wind zou waaien op de aarde,3) noch op de zee, noch tegen enigen boom.
2
En ik zag een anderen engel4) opkomen van den opgang der zon, hebbende het zegel des levenden Gods; en hij riep met een grote stem tot de vier engelen, welke macht gegeven was de aarde en de zee te beschadigen,
3
Zeggende: Beschadigt de aarde niet,5) noch de zee, noch de bomen, totdat wij de dienstknechten onzes Gods zullen6) verzegeld hebben7) aan hun voorhoofden.8)
4
En ik hoorde het getal dergenen, die verzegeld waren: honderd vier en veertig duizend waren verzegeld uit alle geslachten der kinderen Israels.9)
5
Uit het geslacht van Juda waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Ruben waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Gad waren twaalf duizend verzegeld;
6
Uit het geslacht van Aser waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Nafthali waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Manasse waren twaalf duizend verzegeld;
7
Uit het geslacht van Simeon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Levi10) waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Issaschar waren twaalf duizend verzegeld;
8
Uit het geslacht van Zebulon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Jozef11) waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Benjamin waren twaalf duizend verzegeld.
9
Na dezen zag ik, en ziet,12) een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten, en volken, en talen, staande voor den troon,13) en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palm takken waren in hun handen.
10
En zij riepen met grote stem, zeggende: De zaligheid zij onzen God, Die op15) den troon zit, en het Lam.
11
En al de engelen stonden rondom den troon, en rondom de ouderlingen en de vier dieren; en vielen voor den troon neder op hun aangezicht, en aanbaden God,16)
12
Zeggende: Amen. De lof, en de heerlijkheid,17) en de wijsheid, en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte zij onzen God18) in alle eeuwigheid. Amen.19)
13
En een uit de ouderlingen antwoordde, zeggende tot mij: Dezen, die bekleed zijn met de lange witte klederen, wie zijn zij, en van waar zijn zij gekomen?
14
En ik sprak tot hem: Heere, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die uit de grote verdrukking komen;22) en zij hebben hun lange klederen gewassen, en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed des Lams.23)
15
Daarom zijn zij voor den troon van God,24) en dienen Hem dag en nacht25) in Zijn tempel;26) en Die op den troon zit, zal hen overschaduwen.27)
16
Zij zullen niet meer hongeren, en zullen niet28) meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte.
17
Want het Lam, Dat in het midden des troons is, zal hen weiden, en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren;29) en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.30)

1
En toen Het het zevende zegel geopend had,1) werd er een stilzwijgen in den hemel,2) omtrent van een half uur.
2
En ik zag de zeven engelen,3) die voor God stonden; en hun werden zeven bazuinen gegeven.4)
3
En er kwam een andere engel, en stond5) aan het altaar, hebbende een gouden wierookvat; en hem werd veel reukwerks gegeven, opdat hij het met6) de gebeden aller heiligen7) zou leggen op het gouden altaar, dat voor den troon is.
4
En de rook des reukwerks, met de gebeden der heiligen,8) ging op van de hand9) des engels voor God.
5
En de engel nam het wierookvat, en vulde10) dat met het vuur des altaars, en11) wierp het op de aarde;12) en er geschiedden stemmen,13) en donderslagen, en bliksemen, en aardbeving.
6
En de zeven engelen,14) die de zeven bazuinen hadden, bereidden zich om te bazuinen.
7
En de eerste engel heeft gebazuind, en er is geworden15) hagel en vuur,16) gemengd met bloed, en zij zijn op de aarde geworpen; en het derde deel der bomen is verbrand, en al het groene gras is verbrand.
8
En de tweede engel heeft gebazuind, en er werd iets als een grote berg, van vuur brandende, in de zee geworpen;18) en het derde deel der zee is bloed geworden.
9
En het derde deel der schepselen in de zee, die leven hadden, is gestorven; en het derde deel der schepen is vergaan.
10
En de derde engel heeft gebazuind, en er is een grote ster, brandende als een fakkel, gevallen uit den hemel, en is gevallen op het derde deel der rivieren, en op de fonteinen der wateren.
11
En de naam der ster wordt genoemd Alsem;20) en het derde deel der wateren werd tot alsem; en vele mensen zijn gestorven van de wateren, want zij waren bitter geworden.
12
En de vierde engel heeft gebazuind, en het derde deel der zon21) werd geslagen, en het derde deel der maan, en het derde deel der sterren; opdat het derde deel derzelve zou verduisterd worden, en dat het derde deel van den dag niet zou lichten; en van den nacht desgelijks.
13
En ik zag, en ik hoorde een engel vliegen in het midden des hemels, zeggende met grote stem: Wee, wee, wee, dengenen, die op de aarde wonen, van de overige stemmen der bazuin der drie engelen, die nog bazuinen zullen.

1
En de vijfde engel heeft gebazuind, en ik zag een ster, gevallen1) uit den hemel op de aarde, en haar werd gegeven de sleutel van den put2) des afgronds.
2
En zij heeft den put des afgronds geopend; en er is rook opgegaan uit den put,3) als rook eens groten ovens; en de zon en de lucht4) is verduisterd geworden van den rook des puts.
3
En uit den rook kwamen sprinkhanen op de aarde, en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben.
4
En hun werd gezegd, dat zij het gras der aarde niet5) zouden beschadigen, noch enige groente, noch enigen boom, dan de mensen alleen, die het zegel Gods aan hun voorhoofden6) niet hebben.
5
En hun werd macht gegeven, niet dat zij hen zouden doden, maar dat zij zouden van hen gepijnigd worden7) vijf maanden; en hun8) pijniging was als de pijniging van een schorpioen,9) wanneer hij een mens gestoken heeft.
6
En in die dagen zullen de mensen den dood zoeken, en zullen10) dien niet vinden; en zij zullen begeren te sterven, en de dood zal van hen vlieden.
7
En de gedaanten der sprinkhanen11) waren den paarden gelijk, die tot den oorlog bereid zijn; en op hun hoofden waren als kronen, het goud gelijk, en hun aangezichten als aangezichten van mensen.
8
En zij hadden haar als haar der vrouwen, en hun tanden waren als tanden van leeuwen.
9
En zij hadden borstwapenen als ijzeren borstwapenen; en het gedruis hunner vleugelen was als een gedruis der wagens, wanneer vele paarden naar den strijd lopen.
10
En zij hadden staarten den schorpioenen gelijk, en er waren angels in hun staarten; en hun macht was de mensen te beschadigen vijf maanden.
11
En zij hadden over zich tot een koning den engel des afgronds; zijn naam was in het Hebreeuws Abaddon, en in de Griekse12) taal had hij den naam Apollyon.
12
Het ene wee is weggegaan, ziet,13) er komen nog twee weeen na dezen.
13
En de zesde engel heeft gebazuind, en ik hoorde een stem uit de vier hoornen des14) gouden altaars, dat voor God was,
14
Zeggende tot den zesden engel, die de bazuin had: Ontbind de vier engelen,15) die gebonden zijn bij de grote rivier,16) den Eufraat.
15
En de vier engelen zijn ontbonden geworden, welke bereid waren tegen de ure, en dag, en maand, en jaar, opdat zij het derde deel der mensen17) zouden doden.
16
En het getal van de heirlegers der ruiterij was18) tweemaal tien duizenden der tien duizenden;19) en ik hoorde hun getal.20)
17
En ik zag alzo de paarden in dit gezicht, en die daarop zaten, hebbende vurige, en hemelsblauwe,21) en sulfervervige borstwapenen; en de hoofden der paarden waren als hoofden van leeuwen,22) en uit hun monden ging vuur, en rook, en sulfer.23)
18
Door deze drie werd het derde deel der mensen gedood, namelijk door het vuur, en door den rook, en door het sulfer, dat uit hun monden uitging.
19
Want hun macht is in hun mond, en in hun staarten; want hun24) staarten zijn aan de slangen gelijk,25) en hebben hoofden, en beschadigen met dezelve.
20
En de overige mensen, die niet gedood zijn door deze plagen, hebben zich26) niet bekeerd van de werken hunner handen,27) dat zij niet zouden aanbidden de duivelen;28) en de gouden, en zilveren, en koperen, en stenen, en houten afgoden,29) die noch zien kunnen,30) noch horen, noch wandelen;
21
En hebben zich ook niet bekeerd van hun doodslagen, noch van31) hun venijngevingen, noch32) van hun hoererij, noch van hun33) dieverijen.34)

1
En ik zag een anderen sterken engel, afkomende van den hemel, die bekleed was met een wolk; en een regenboog was boven zijn hoofd; en zijn aangezicht was als de zon, en zijn voeten waren als pilaren van vuur.
2
En hij had in zijn hand een boeksken, dat geopend was; en hij zette zijn rechtervoet op de zee, en den linker op de aarde.
3
En hij riep met een grote stem, gelijkerwijs een leeuw brult; en als hij geroepen had, spraken de zeven donderslagen hun stemmen.
4
En toen de zeven donderslagen hun stemmen gesproken hadden, zo zou ik ze geschreven hebben; en ik hoorde een stem uit den hemel, die tot mij zeide: Verzegel, hetgeen de zeven donderslagen gesproken hebben, en schrijf dat niet.
5
En de engel, dien ik zag staan op de zee, en op de aarde, hief zijn hand op naar den hemel;
6
En hij zwoer bij Dien, Die leeft in alle eeuwigheid, Die den hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat er geen tijd meer zal zijn;
7
Maar in de dagen der stem des zevenden engels, wanneer hij bazuinen zal, zo zal de verborgenheid Gods vervuld worden, gelijk Hij Zijn dienstknechten, den profeten, verkondigd heeft.
8
En de stem, die ik gehoord had uit den hemel, sprak wederom met mij, en zeide: Ga henen, neem het boeksken, dat geopend en in de hand des engels is, die op de zee en op de aarde staat.
9
En ik ging henen tot den engel, zeggende tot hem: Geef mij dat boeksken. En hij zeide tot mij: Neem dat en eet het op; en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honig.
10
En ik nam dat boeksken uit de hand des engels, en ik at dat op; en het was in mijn mond zoet als honig, en als ik het gegeten had, werd mijn buik bitter.
11
En hij zeide tot mij: Gij moet wederom profeteren voor vele volken, en natien, en talen, en koningen.

1
En mij werd een rietstok gegeven, een meetroede gelijk; en de engel stond en zeide: Sta op, en meet den tempel Gods en het altaar, en degenen, die daarin aanbidden.
2
En laat het voorhof uit, dat van buiten den tempel is, en meet dat niet, want het is den heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden twee en veertig maanden.
3
En Ik zal Mijn twee getuigen macht geven, en zij zullen profeteren duizend tweehonderd zestig dagen, met zakken bekleed.
4
Dezen zijn de twee olijfbomen, en de twee kandelaren, die voor den God der aarde staan.
5
En zo iemand die wil beschadigen, een vuur zal uit hun mond uitgaan, en zal hun vijanden verslinden; en zo iemand hen wil beschadigen, die moet alzo gedood worden.
6
Dezen hebben macht den hemel te sluiten, opdat geen regen regene in de dagen hunner profetering; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te verkeren, en de aarde te slaan met allerlei plage, zo menigmaal als zij zullen willen;
7
En als zij hun getuigenis zullen geeindigd hebben, zal het beest, dat uit den afgrond opkomt, hun krijg aandoen, en het zal hen overwinnen, en zal hen doden.
8
En hun dode lichamen zullen liggen op de straat der grote stad, die geestelijk genoemd wordt Sodoma en Egypte, alwaar ook onze Heere gekruist is.
9
En de mensen uit de volken, en geslachten, en talen, en natien, zullen hun dode lichamen zien drie dagen en een halven, en zullen niet toelaten, dat hun dode lichamen in graven gelegd worden.
10
En die op de aarde wonen, die zullen verblijd zijn over hen, en zullen vreugde bedrijven, en zullen elkander geschenken zenden; omdat deze twee profeten degenen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden.
11
En na die drie dagen en een halven, is een geest des levens uit God in hen gegaan; en zij stonden op hun voeten; en er is grote vrees gevallen op degenen, die hen aanschouwden.
12
En zij hoorden een grote stem uit den hemel, die tot hen zeide: Komt herwaarts op. En zij voeren op naar den hemel in de wolk; en hun vijanden aanschouwden hen.
13
En in diezelfde ure geschiedde een grote aardbeving, en het tiende deel der stad is gevallen, en er zijn in de aardbeving gedood zeven duizend namen van mensen, en de overigen zijn zeer bevreesd geworden, en hebben den God des hemels heerlijkheid gegeven.
14
Het tweede wee is weggegaan; ziet, het derde wee komt haast.
15
En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid.
16
En de vier en twintig ouderlingen, die voor God zitten op hun tronen, vielen neder op hun aangezichten, en aanbaden God,
17
Zeggende: Wij danken U, Heere God almachtig, Die is, en Die was, en Die komen zal, dat Gij Uw grote kracht hebt aangenomen, en als Koning hebt geheerst;
18
En de volken waren toornig geworden, en Uw toorn is gekomen, en de tijd der doden, om geoordeeld te worden, en om het loon te geven Uw dienstknechten, den profeten, en den heiligen, en dengenen, die Uw Naam vrezen, den kleinen en den groten; en om te verderven degenen, die de aarde verdierven.
19
En de tempel Gods in de hemel is geopend geworden, en de ark Zijns verbonds is gezien in Zijn tempel; en er werden bliksemen, en stemmen, en donderslagen, en aardbeving, en grote hagel.

1
En er werd een groot teken gezien in den hemel; namelijk een vrouw, bekleed met de zon; en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren;
2
En zij was zwanger, en riep, barensnood hebbende, en zijnde in pijn om te baren.
3
En er werd een ander teken gezien in den hemel; en ziet, er was een grote rode1) draak, hebbende zeven hoofden, en tien hoornen, en op zijn hoofden zeven koninklijke hoeden.2)
4
En zijn staart trok3) het derde deel der sterren des hemels, en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, opdat hij haar kind zou verslinden, wanneer zij het zou gebaard hebben.
5
En zij baarde een mannelijken4) zoon, die al de heidenen zou5) hoeden met een6) ijzeren roede; en haar kind werd weggerukt tot God en Zijn troon.
6
En de vrouw vluchtte7) in de woestijn, alwaar zij een plaats had,8) haar van God bereid, opdat zij haar aldaar9) zouden voeden duizend tweehonderd zestig dagen.
7
En er werd krijg10) in den hemel; Michael en zijn11) engelen krijgden tegen den draak, en de draak krijgde ook en zijn engelen.
8
En zij hebben niet vermocht, en hun plaats12) is niet meer gevonden in den hemel.
9
En de grote draak is geworpen, namelijk de oude slang,13) welke genaamd wordt duivel en satanas, die de gehele wereld verleidt,14) hij is, zeg ik, geworpen op de aarde; en zijn engelen zijn met hem geworpen.
10
En ik hoorde een grote stem, zeggende in den hemel: Nu is de zaligheid, en de kracht, en het koninkrijk geworden onzes Gods; en de macht van Zijn Christus; want de verklager onzer15) broederen, die hen verklaagde voor onzen God dag en nacht is nedergeworpen.
11
En zij hebben hem overwonnen door het bloed des Lams,16) en door het woord hunner17) getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad18) tot den dood toe.
12
Hierom bedrijft vreugde, gij hemelen, en gij, die daarin woont! Wee dengenen, die de aarde en de19) zee bewonen, want de duivel is tot u afgekomen, en heeft groten toorn,20) wetende, dat hij een kleinen tijd heeft.21)
13
En toen de draak zag,22) dat hij op de aarde geworpen was, zo heeft hij de vrouw vervolgd, die het manneken gebaard had.
14
En der vrouwe zijn gegeven twee vleugelen eens23) groten arends, opdat zij zou vliegen in de woestijn, in haar plaats,24) alwaar zij gevoed wordt25) een tijd, en tijden,26) en een halven tijd, buiten het gezicht der slang.27)
15
En de slang wierp28) uit haar mond achter de vrouw water als een rivier, opdat hij haar door de rivier zou29) doen wegvoeren.
16
En de aarde kwam de vrouw te hulp, en de aarde opende haar mond, en verzwolg de rivier, welke de draak uit zijn mond had geworpen.
17
En de draak vergrimde op30) de vrouw, en ging heen om krijg te voeren tegen de overigen van31) haar zaad, die de geboden Gods bewaren, en de getuigenis van Jezus Christus hebben.
18
En ik stond op het zand der zee.32)

1
En ik zag uit de zee een beest opkomen, hebbende zeven hoofden en tien hoornen; en op zijn hoornen waren tien koninklijke hoeden, en op zijn hoofden was een naam van gods lastering.
2
En het beest dat ik zag, was een pardel gelijk, en zijn voeten als eens beers voeten, en zijn mond als de mond eens leeuws; en de draak gaf hem zijn kracht, en zijn troon, en grote macht.
3
En ik zag een van zijn hoofden als tot den dood gewond, en zijn dodelijke wonde werd genezen; en de gehele aarde verwonderde zich achter het beest.
4
En zij aanbaden den draak, die het beest macht gegeven had; en zij aanbaden het beest, zeggende: Wie is dit beest gelijk? wie kan krijg voeren tegen hetzelve?
5
En hetzelve werd een mond gegeven, om grote dingen en gods lasteringen te spreken; en hetzelve werd macht gegeven, om zulks te doen, twee en veertig maanden.
6
En het opende zijn mond tot lastering tegen God, om Zijn Naam te lasteren, en Zijn tabernakel, en die in den hemel wonen.
7
En hetzelve werd macht gegeven, om den heiligen krijg aan te doen, en om die te overwinnen; en hetzelve werd macht gegeven over alle geslacht, en taal, en volk.
8
En allen, die op de aarde wonen, zullen hetzelve aanbidden, welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens, des Lams, Dat geslacht is, van de grondlegging der wereld.
9
Indien iemand oren heeft, die hore.
10
Indien iemand in de gevangenis leidt, die gaat zelf in de gevangenis; indien iemand met het zwaard zal doden, die moet zelf met het zwaard gedood worden. Hier is de lijdzaamheid en het geloof der heiligen.
11
En ik zag een ander beest uit de aarde opkomen, en het had twee hoornen, des Lams hoornen gelijk, en het sprak als de draak.
12
En het oefent al de macht van het eerste beest, in tegenwoordigheid van hetzelve, en het maakt, dat de aarde, en die daarin wonen het eerste beest aanbidden, wiens dodelijke wonde genezen was.
13
En het doet grote tekenen, zodat het ook vuur uit den hemel doet afkomen op de aarde, voor de mensen.
14
En verleidt degenen, die op de aarde wonen, door de tekenen, die aan hetzelve toe doen gegeven zijn in de tegenwoordigheid van het beest; zeggende tot degenen, die op de aarde wonen, dat zij het beest, dat de wond des zwaards had, en weder leefde, een beeld zouden maken.
15
En hetzelve werd macht gegeven om het beeld van het beest een geest te geven, opdat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken, dat allen, die het beeld van het beest niet zouden aanbidden, gedood zouden worden.
16
En het maakt, dat het aan allen, kleinen en groten, en rijken en armen, en vrijen en dienstknechten, een merkteken geve aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden;
17
En dat niemand mag kopen of verkopen, dan die dat merkteken heeft, of den naam van het beest, of het getal zijns naams.
18
Hier is de wijsheid: die het verstand heeft, rekene het getal van het beest; want het is een getal eens mensen, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig.

1
En ik zag, en ziet, het Lam1) stond op den berg2) Sion, en met Hem honderd vier en3) veertig duizend, hebbende den Naam4) Zijns Vaders geschreven aan hun voorhoofden.
2
En ik hoorde een stem5) uit den hemel, als een stem veler wateren, en als een stem van een groten donderslag.6) En ik hoorde een stem van citerspelers,7) spelende op hun citers;
3
En zij zongen als een nieuw gezang voor8) den troon, en voor de vier dieren, en de ouderlingen; en niemand kon dat gezang9) leren, dan de honderd vier en veertig duizend, die van de aarde10) gekocht waren.
4
Dezen zijn het, die met vrouwen11) niet bevlekt zijn, want zij zijn maagden; dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Het ook heengaat; dezen zijn gekocht uit de mensen, tot eerstelingen Gode12) en het Lam.
5
En in hun mond is13) geen bedrog gevonden; want zij zijn onberispelijk voor den14) troon van God.
6
En ik zag15) een anderen engel,16) vliegende in het midden des hemels, en hij had het eeuwige Evangelie,17) om te verkondigen dengenen, die op de aarde wonen, en aan alle natie, en geslacht, en taal, en volk;
7
Zeggende met een grote stem: Vreest God, en18) geeft Hem heerlijkheid, want de ure Zijns19) oordeels is gekomen; en aanbidt Hem, Die den hemel, en de aarde, en de zee, en de fonteinen20) der wateren gemaakt heeft.
8
En er is een andere engel21) gevolgd, zeggende: Zij is gevallen, zij22) is gevallen, Babylon, die grote stad, omdat zij uit den wijn des toorns23) harer hoererij alle volken heeft gedrenkt.
9
En een derde engel24) is hen gevolgd, zeggende met een grote stem: Indien iemand het beest aanbidt en zijn beeld, en ontvangt het merkteken aan zijn voorhoofd, of aan zijn hand,
10
Die zal ook drinken25) uit den wijn des toorn Gods, die ongemengd ingeschonken is,26) in den drinkbeker Zijns toorns; en hij zal gepijnigd worden met vuur en sulfer voor de heilige engelen en voor het Lam.
11
En de rook27) van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams ontvangt.
12
Hier is de lijdzaamheid28) der heiligen; hier zijn zij, die de geboden29) Gods bewaren en het geloof van Jezus.
13
En ik hoorde een stem uit den hemel, die tot mij zeide: Schrijf, zalig zijn de doden, die in den Heere30) sterven, van nu aan.31) Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen32) met hen.
14
En ik zag,33) en ziet, een witte wolk, en op de wolk was Een gezeten,34) des mensen Zoon gelijk, hebbende op Zijn35) hoofd een gouden kroon; en in Zijn hand een scherpe sikkel.36)
15
En een andere engel kwam uit den tempel, roepende met een grote stem tot Dengene, Die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai; want de ure om te maaien38) is nu gekomen, dewijl de oogst der aarde rijp is geworden.39)
16
En Die op de wolk zat, zond Zijn sikkel op de aarde, en de aarde werd gemaaid.40)
17
En een andere engel kwam uit den tempel, die in den hemel is, hebbende ook zelf een scherpe sikkel.
18
En een andere engel kwam uit van het altaar,41) die macht had42) over het vuur; en hij riep met een groot geroep, tot dengene, die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel, en snijd af de druiftakken van den wijngaard der aarde, want zijn druiven zijn rijp.
19
En de engel zond zijn sikkel44) op de aarde en sneed de druiven af van den wijngaard der aarde, en wierp ze in den groten45) wijnpersbak des toorns Gods.
20
En de wijnpersbak werd buiten de stad46) getreden, en er is bloed uit den wijnpersbak gekomen, tot aan de tomen47) der paarden, duizend zeshonderd48) stadien ver.

1
En ik zag een1) ander groot en wonderlijk2) teken in den hemel; namelijk zeven engelen,3) hebbende de zeven laatste4) plagen; want in deze is de toorn Gods geeindigd.
2
En ik zag als een glazen zee,5) met vuur gemengd; en die de overwinning6) hadden van het beest, en van zijn beeld,7) en van zijn merkteken, en van het getal zijns naams, welke stonden8) aan de glazen zee, hebbende de citers Gods;9)
3
En zij zongen het gezang van Mozes,10) den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams,11) zeggende: Groot en wonderlijk12) zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij13) Koning der heiligen!
4
Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet verheerlijken? Want Gij zijt alleen heilig; want alle volken zullen14) komen, en voor U aanbidden; want Uw oordelen15) zijn openbaar geworden.
5
En na dezen zag16) ik, en ziet, de tempel des17) tabernakels der getuigenis in den hemel werd geopend.18)
6
En de zeven engelen, die de zeven19) plagen hadden, kwamen uit den tempel, bekleed met rein en blinkend20) lijnwaad, en omgord om de21) borst met gouden gordels.
7
En een van de vier22) dieren gaf den zeven engelen zeven gouden23) fiolen, vol van den24) toorn Gods, Die in alle eeuwigheid leeft.
8
En de tempel werd25) vervuld met rook uit de heerlijkheid26) Gods, en uit Zijn kracht; en niemand kon in27) den tempel ingaan, totdat de zeven plagen der zeven engelen geeindigd waren.

1
En ik hoorde een grote stem uit den tempel,1) zeggende tot de zeven engelen: Gaat henen, en giet de zeven fiolen van den toorn Gods uit op de aarde.2)
2
En de eerste ging3) henen, en goot zijn fiool4) uit op de aarde;5) en er werd een kwaad en boos gezweer aan de mensen, die het merkteken van6) het beest hadden, en die zijn beeld aanbaden.
3
En de tweede engel goot zijn fiool uit in de zee,7) en zij werd bloed als van een dode; en alle levende ziel is gestorven in de zee.
4
En de derde engel goot zijn fiool uit in de rivieren8) en in de fonteinen der wateren; en de wateren werden bloed.
5
En ik hoorde den engel der9) wateren zeggen: Gij zijt rechtvaardig, Heere! Die is, en Die was, en Die zijn zal,10) dat Gij dit geoordeeld hebt;
6
Dewijl zij het bloed der heiligen, en der profeten vergoten hebben, zo hebt Gij11) hun ook bloed te drinken gegeven; want zij zijn het waardig.
7
En ik hoorde een anderen van het altaar zeggen: Ja, Heere, Gij almachtige God! Uwe oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig.
8
En de vierde12) engel goot zijn fiool uit op de zon; en haar is macht gegeven de mensen te verhitten door vuur.
9
En de mensen werden verhit met grote hitte, en lasterden den Naam Gods, Die macht heeft over deze plagen; en zij bekeerden zich niet, om Hem heerlijkheid13) te geven.
10
En de vijfde engel goot zijn fiool uit op den troon14) van het beest; en zijn rijk is verduisterd geworden; en zij kauwden hun15) tongen van pijn;
11
En zij lasterden den God des hemels vanwege hun pijnen, en vanwege hun gezweren; en zij bekeerden zich niet van hun werken.16)
12
En de zesde engel goot zijn fiool uit op de grote17) rivier, den Eufraat; en zijn water is uitgedroogd, opdat bereid zou worden de weg der koningen, die van den opgang der zon komen zullen.
13
En ik zag uit den mond des draaks, en uit den mond van het beest, en uit den mond des valsen18) profeets, drie onreine geesten19) gaan, den vorsen gelijk;20)
14
Want het zijn geesten der duivelen, en zij doen tekenen, welke uitgaan tot de koningen21) der aarde en der gehele wereld,22) om die te vergaderen23) tot den krijg van dien groten dag24) des almachtigen Gods.
15
Zie, Ik kom als een dief. Zalig is hij, die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele, en men zijn schaamte26) niet zie.
16
En zij hebben hen vergaderd in de plaats, welke in het Hebreeuws genaamd wordt Armageddon.27)
17
En de zevende engel goot zijn fiool28) uit in de lucht; en er kwam een grote stem uit den tempel des hemels, van den troon, zeggende: Het is geschied!29)
18
En er geschiedden stemmen,30) en donderslagen, en bliksemen; en er geschiedde een grote aardbeving, hoedanige niet is geschied van dat de mensen op de aarde geweest zijn, namelijk een zodanige aardbeving en zo groot.
19
En de grote31) stad is in drie32) delen gescheurd, en de steden der heidenen33) zijn gevallen; en het grote Babylon is gedacht geworden34) voor God, om haar te geven den drinkbeker van35) den wijn des toorns Zijner gramschap.
20
En alle eiland36) is gevloden, en de bergen zijn niet gevonden.
21
En een grote hagel,37) elk als een talent pond zwaar, viel neder uit den hemel op de mensen; en de mensen lasterden God38) vanwege de plage des hagels; want deszelfs plage was zeer groot.

1
En een uit de zeven engelen,1) die de zeven fiolen hadden, kwam en sprak met mij, en zeide tot mij: Kom herwaarts,2) ik zal u tonen het oordeel der grote hoer,3) die daar zit op4) vele wateren;
2
Met welke de koningen der aarde gehoereerd hebben,5) en die de aarde bewonen6) zijn dronken geworden7) van den wijn harer hoererij.
3
En hij bracht mij weg8) in een woestijn,9) in den geest, en ik zag een vrouw, zittende10) op een scharlaken rood beest,11) dat vol was van namen der gods lastering, en had zeven hoofden en tien hoornen.
4
En de vrouw was bekleed met purper en12) scharlaken, en versierd met goud, en kostelijk gesteente, en paarlen, en had in hare hand een gouden drinkbeker,13) vol van gruwelen, en van onreinigheid harer hoererij.
5
En op haar voorhoofd14) was een naam geschreven, namelijk Verborgenheid;15) het grote Babylon,16) de moeder der hoererijen17) en der gruwelen der aarde.18)
6
En ik zag, dat de vrouw dronken was van19) het bloed der heiligen, en van het bloed der getuigen van Jezus. En ik verwonderde mij, als ik haar zag, met grote verwondering.
7
En de engel zeide tot mij: Waarom verwondert gij u? Ik zal u zeggen20) de verborgenheid der vrouw en van het beest, dat haar draagt, hetwelk de zeven hoofden heeft en de tien hoornen.
8
Het beest, dat gij gezien hebt, was en is niet;21) en het zal opkomen uit22) den afgrond, en ten verderve gaan;23) en die op de aarde wonen, zullen verwonderd24) zijn (welker namen niet25) zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld), ziende het beest, dat was en niet is,26) hoewel het is.
9
Hier is het verstand, dat wijsheid heeft. De zeven hoofden zijn zeven bergen,27) op welke de vrouw zit.
10
En het zijn ook zeven28) koningen; de vijf zijn gevallen, en de een is, en de ander is nog niet29) gekomen, en wanneer hij zal gekomen zijn, moet hij een weinig tijds blijven.
11
En het beest, dat was30) en niet is, die is ook de achtste koning, en is uit de31) zeven en gaat ten verderve.
12
En de tien hoornen, die gij gezien hebt, zijn tien koningen,32) die het koninkrijk nog niet hebben ontvangen, maar als koningen macht ontvangen op een ure met het beest.33)
13
Dezen hebben enerlei mening,34) en zullen hun kracht en macht het beest overgeven.
14
Dezen zullen tegen het Lam krijgen,35) en het Lam zal hen36) overwinnen (want Het is een Heere der heren, en een Koning der koningen),37) en die met Hem zijn, de geroepenen, en uitverkorenen en gelovigen.
15
En hij zeide tot mij: De wateren, die gij gezien hebt, waar de hoer zit, zijn volken,38) en scharen, en natien, en tongen.
16
En de tien hoornen,39) die gij gezien hebt op het beest, die zullen de hoer haten, en zullen haar woest40) maken, en naakt; en zij zullen haar vlees41) eten, en zullen haar met vuur verbranden.42)
17
Want God heeft hun43) in hun harten gegeven, dat zij Zijn mening doen,44) en dat zij enerlei mening doen, en dat zij hun koninkrijk het beest geven, totdat de woorden45) Gods voleindigd zullen zijn.
18
En de vrouw, die gij gezien hebt, is de grote stad, die het koninkrijk heeft over de koningen der aarde.

1
En na dezen zag ik een anderen engel afkomen uit den hemel, hebbende grote macht, en de aarde is verlicht geworden van zijn heerlijkheid.
2
En hij riep krachtelijk met een grote stem, zeggende: Zij is gevallen, zij is gevallen, het grote Babylon, en is geworden een woonstede der duivelen, en een bewaarplaats van alle onreine geesten, en een bewaarplaats van alle onrein en hatelijk gevogelte;
3
Dewijl uit den wijn des toorns harer hoererij alle volken gedronken hebben, en de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben, en de kooplieden der aarde rijk zijn geworden uit de kracht harer weelde.
4
En ik hoorde een andere stem uit den hemel, zeggende: Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt.
5
Want haar zonden zijn de ene op de andere gevolgd tot den hemel toe, en God is harer ongerechtigheden gedachtig geworden.
6
Vergeldt haar, gelijk als zij ulieden vergolden heeft, en verdubbelt haar dubbel, naar haar werken; in den drinkbeker, waarin zij geschonken heeft, schenkt haar dubbel.
7
Zoveel als zij zichzelve verheerlijkt heeft, en weelde gehad heeft, zo grote pijniging en rouw doet haar aan; want zij zegt in haar hart: Ik zit als een koningin, en ben geen weduwe, en zal geen rouw zien.
8
Daarom zullen haar plagen op een dag komen, namelijk dood, en rouw, en honger, en zij zal met vuur verbrand worden; want sterk is de Heere God, Die haar oordeelt.
9
En de koningen der aarde, die met haar gehoereerd en weelde gehad hebben, zullen haar bewenen, en rouw over haar bedrijven, wanneer zij den rook haar brands zullen zien;
10
Van verre staande uit vreze van haar pijniging, zeggende: Wee, wee, de grote stad Babylon, de sterke stad, want uw oordeel is in een ure gekomen.
11
En de kooplieden der aarde zullen wenen en rouw maken over haar, omdat niemand hun waren meer koopt;
12
Waren van goud, en van zilver, en van kostelijk gesteente, en van paarlen, en van fijn lijnwaad, en van purper, en van zijde, en van scharlaken; en allerlei welriekend hout, en allerlei ivoren vaten, en allerlei vaten van het kostelijkste hout, en van koper, en van ijzer, en van marmersteen;
13
En kaneel, en reukwerk, en welriekende zalf, en wierook, en wijn, en olie, en meelbloem, en tarwe, en lastbeesten, en schapen; en van paarden, en van koetswagens, en van lichamen, en de zielen der mensen.
14
En de vrucht der begeerlijkheid uwer ziel is van u weggegaan; en al wat lekker en wat heerlijk was, is van u weggegaan; en gij zult hetzelve niet meer vinden.
15
De kooplieden dezer dingen, die rijk geworden waren van haar, zullen van verre staan uit vreze van haar pijniging, wenende en rouw makende;
16
En zeggende: Wee, wee, de grote stad, die bekleed was met fijn lijnwaad, en purper, en scharlaken, en versierd met goud, en met kostelijk gesteente, en met paarlen; want in een ure is zo grote rijkdom verwoest.
17
En alle stuurlieden, en al het volk op de schepen, en bootsgezellen, en allen, die ter zee handelen, stonden van verre;
18
En riepen, ziende den rook van haar brand, en zeggende: Wat stad was deze grote stad gelijk?
19
En zij wierpen stof op hun hoofden, en riepen, wenende en rouw bedrijvende, zeggende: Wee, wee, de grote stad, in dewelke allen, die schepen in de zee hadden, van haar kostelijkheid rijk geworden zijn; want zij is in een ure verwoest geworden.
20
Bedrijft vreugde over haar, gij hemel, en gij heilige apostelen, en gij profeten, want God heeft uw oordeel aan haar geoordeeld.
21
En een sterke engel hief een steen op als een groten molensteen, en wierp dien in de zee, zeggende: Aldus zal de grote stad Babylon met geweld geworpen worden, en zal niet meer gevonden worden.
22
En de stem der citerspelers, en der zangers, en der fluiters, en der bazuiners, zal niet meer in u gehoord worden; en geen kunstenaar van enige kunst zal meer in u gevonden worden; en geen geluid des molens zal in u meer gehoord worden.
23
En het licht der kaars zal in u niet meer schijnen; en de stem eens bruidegoms en ener bruid zal in u niet meer gehoord worden; want uw kooplieden waren de groten der aarde, want door uw toverij zijn alle volken verleid geweest.
24
En in dezelve is gevonden het bloed der profeten en der heiligen, en al dergenen, die gedood zijn op de aarde.

1
En na dezen hoorde1) ik als een grote stem ener grote schare2) in den hemel, zeggende: Halleluja,3) de zaligheid,4) en de heerlijkheid, en de eer, en de kracht zij den Heere, onzen God.
2
Want Zijn oordelen zijn waarachtig5) en rechtvaardig; dewijl Hij de grote hoer6) geoordeeld heeft, die de aarde verdorven heeft met haar hoererij, en Hij het bloed Zijner dienaren van haar hand gewroken heeft.
3
En zij zeiden ten tweeden maal:7) Halleluja! En haar rook gaat op in alle eeuwigheid.8)
4
En de vier en twintig9) ouderlingen, en de vier dieren vielen neder, en aanbaden God, Die op den troon zat, zeggende: Amen, Halleluja!
5
En een stem kwam uit den troon,10) zeggende: Looft onzen God, gij al Zijn dienstknechten,11) en gij, die Hem vreest, beiden klein en groot!
6
En ik hoorde als een stem ener grote schare,12) en als een stem veler wateren, en als een stem van sterke donderslagen, zeggende: Halleluja, want de Heere, de almachtige God, heeft als Koning13) geheerst.
7
Laat ons blijde zijn, en vreugde bedrijven, en Hem de heerlijkheid geven; want de bruiloft des14) Lams is gekomen, en Zijn vrouw heeft zichzelve bereid.15)
8
En haar is gegeven, dat zij bekleed worde met rein en blinkend fijn lijnwaad; want dit fijn lijnwaad zijn16) de rechtvaardigmakingen der heiligen.
9
En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zijn zij, die geroepen zijn17) tot het avondmaal18) van de bruiloft des Lams. En hij zeide tot mij: Deze zijn de19) waarachtige woorden Gods.
10
En ik viel neder voor zijn voeten, om hem te aanbidden,20) en hij zeide tot mij: Zie, dat gij dat niet doet; ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, die de getuigenis van Jezus hebben; aanbid God.21) Want de getuigenis van Jezus is de geest der profetie.22)
11
En ik zag23) den hemel geopend;24) en ziet, een wit paard,25) en Die op hetzelve zat, was genaamd Getrouw en26) Waarachtig, en Hij oordeelt en voert krijg in27) gerechtigheid.
12
En Zijn ogen waren als een vlam vuurs,28) en op Zijn hoofd waren vele koninklijke29) hoeden; en Hij had een naam geschreven,30) die niemand wist, dan Hijzelf.31)
13
En Hij was bekleed met een kleed, dat met bloed32) geverfd was;33) en Zijn naam wordt genoemd het Woord Gods.34)
14
En de heirlegers35) in den hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed met wit en rein36) fijn lijnwaad.
15
En uit Zijn mond37) ging een scherp zwaard, opdat Hij daarmede de heidenen slaan38) zou. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren39) roede; en Hij treedt den40) wijnpersbak van den wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods.
16
En Hij heeft op Zijn kleed41) en op Zijn dij dezen Naam geschreven: Koning der koningen,42) en Heere der heren.
17
En ik zag een engel, staande in de zon;43) en hij riep met een grote stem, zeggende tot al de vogelen,44) die in het midden des hemels vlogen: Komt herwaarts, en vergadert u tot het avondmaal des45) groten Gods;
18
Opdat gij eet het vlees der koningen,46) en het vlees der oversten over47) duizend, en het vlees der sterken, en het vlees der paarden en dergenen, die daarop zitten; en het vlees van alle vrijen en dienstknechten, en kleinen en groten.
19
En ik zag het beest,48) en de koningen der aarde, en hun heirlegers vergaderd, om krijg te voeren tegen Hem, Die op het paard zat, en tegen Zijn heirlegers.
20
En het beest werd gegrepen,49) en met hetzelve de valse profeet,50) die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had, die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt.51)
21
En de overigen werden gedood met het zwaard Desgenen, Die op het paard zat, hetwelk uit Zijn52) mond ging; en al de vogelen werden verzadigd van hun vlees.

1
En ik zag1) een engel afkomen2) uit den hemel, hebbende den sleutel des3) afgronds, en een grote keten in zijn hand;
2
En hij greep den draak, den4) oude slang, welke is de duivel en satanas, en bond hem duizend jaren;
3
En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien5) boven hem, opdat hij de volken niet meer6) verleiden zou, totdat de duizend7) jaren zouden geeindigd zijn. En daarna moet hij8) een kleinen tijd9) ontbonden worden.
4
En ik zag tronen,10) en zij zaten op dezelve; en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen dergenen, die onthoofd waren11) om de getuigenis van Jezus, en om het Woord Gods, en die het beest, en deszelfs beeld niet aangebeden hadden, en die het merkteken niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hun hand; en zij leefden en heersten als koningen met Christus, de duizend jaren.12)
5
Maar de overigen der doden werden niet weder levend, totdat de duizend jaren geeindigd waren. Deze is de eerste opstanding.
6
Zalig en heilig is hij, die deel heeft in13) de eerste opstanding; over deze heeft de tweede dood14) geen macht, maar zij zullen priesters van God15) en Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen heersen duizend jaren.
7
En wanneer de duizend jaren zullen geeindigd zijn,16) zal de satanas uit zijn gevangenis ontbonden17) worden.
8
En hij zal uitgaan18) om de volken19) te verleiden, die in de vier20) hoeken der aarde zijn, den Gog en den Magog,21) om hen te vergaderen tot den krijg; welker getal is22) als het zand aan de zee.
9
En zij zijn opgekomen op de breedte der aarde, en omringden de legerplaats der23) heiligen, en de geliefde stad; en er kwam vuur neder24) van God uit den hemel, en heeft hen verslonden.
10
En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel des25) vuurs en sulfers, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid.
11
En ik zag een groten26) witten troon, en Dengene, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de27) aarde en de hemel wegvloden, en geen28) plaats is voor die gevonden.
12
En ik zag de doden, klein en groot,29) staande voor God;30) en de boeken werden31) geopend; en een ander boek werd geopend, dat des levens is;32) en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken.33)
13
En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en34) de hel gaven de35) doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken.
14
En de dood en de hel36) werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood.37)
15
En zo iemand niet gevonden werd38) geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in den poel des vuurs.

1
En ik zag een1) nieuwen hemel2) en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan,3) en de zee was niet4) meer.
2
En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem,5) nederdalende6) van God uit den hemel, toebereid als7) een bruid, die voor haar man versierd is.
3
En ik hoorde een grote stem uit den hemel, zeggende: Ziet, de tabernakel Gods8) is bij de mensen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen en hun God zijn.9)
4
En God zal alle tranen van10) hun ogen afwissen; en de dood zal11) niet meer zijn; noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer12) zijn; want de eerste dingen13) zijn weggegaan.
5
En Die op den troon zat, zeide: Ziet, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide tot mij: Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en getrouw.
6
En Hij sprak tot mij: Het is geschied.14) Ik ben de Alfa15) en de Omega, het Begin en het Einde. Ik zal den dorstige16) geven uit de fontein van het water des levens voor niet.17)
7
Die overwint, zal alles beerven;18) en Ik zal hem een God zijn, en hij zal Mij een zoon zijn.
8
Maar den vreesachtigen,19) en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars,20) en afgodendienaars, en al den leugenaars, is hun deel in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood.21)
9
En tot mij kwam een van de zeven22) engelen, die de zeven fiolen hadden, welke vol geweest waren van de zeven laatste plagen, en sprak met mij, zeggende: Kom herwaarts, ik zal u tonen23) de Bruid, de Vrouw des Lams.
10
En hij voerde mij weg in den geest24) op een groten en hogen berg,25) en hij toonde mij de grote stad, het heilige Jeruzalem, nederdalende uit26) den hemel van God.
11
En zij had de27) heerlijkheid Gods, en haar licht was den28) allerkostelijksten steen gelijk, namelijk als den steen Jaspis, blinkende gelijk kristal.
12
En zij had een groten29) en hogen muur, en had twaalf poorten,30) en in de poorten twaalf engelen,31) en namen daarop geschreven, welken zijn de namen der twaalf geslachten der32) kinderen Israels.
13
Van het oosten33) waren drie poorten, van het noorden drie poorten, van het zuiden drie poorten, van het westen drie poorten.
14
En de muur der stad had twaalf fondamenten,34) en in dezelve de namen der twaalf35) apostelen des Lams.
15
En hij die met mij sprak, had een gouden rietstok,36) opdat hij de stad zou meten, en haar poorten, en haar muur.
16
En de stad lag vierkant, en37) haar lengte was zo groot als haar breedte. En hij mat de stad met den rietstok op twaalf duizend stadien;38) de lengte, en de breedte, en de hoogte derzelve waren even gelijk.
17
En hij mat haar muur op39) honderd vier en veertig ellen,40) naar de maat41) eens mensen, welke des engels was.
18
En het gebouw van haar muur Jaspis; en de stad was zuiver goud, zijnde zuiver glas gelijk.42)
19
En de fondamenten43) van den muur der stad waren met allerlei kostelijk gesteente versierd. Het eerste fondament was Jaspis, het tweede Saffier, het derde Chalcedon, het vierde Smaragd.
20
Het vijfde Sardonix, het zesde Sardius, het zevende Chrysoliet, het achtste Beryl, het negende Topaas, het tiende Chrysopraas, het elfde Hyacinth, het twaalfde Amethyst.
21
En de twaalf poorten44) waren twaalf paarlen, een iedere poort was elk uit een paarl; en de straat der45) stad was zuiver goud; gelijk doorluchtig glas.
22
En ik zag geen tempel in46) dezelve; want de Heere, de almachtige God, is haar Tempel, en het Lam.47)
23
En de stad behoeft de zon48) en de maan niet, dat zij in dezelve zouden schijnen; want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht, en het Lam is haar Kaars.
24
En de volken, die zalig worden, zullen in haar licht49) wandelen; en de koningen50) der aarde brengen hun51) heerlijkheid en eer in dezelve.
25
En haar poorten52) zullen niet gesloten worden des daags; want aldaar zal geen nacht zijn.
26
En zij zullen de heerlijkheid en de eer der volken53) daarin brengen.
27
En in haar zal niet inkomen iets, dat ontreinigt, en54) gruwelijkheid doet, en leugen spreekt; maar die geschreven zijn in het boek des55) levens des Lams.

1
En hij toonde mij een zuivere rivier1) van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit den troon2) Gods, en des Lams.
2
In het midden van haar straat en3) op de ene en4) de andere zijde der rivier was de boom des levens,5) voortbrengende twaalf vruchten,6) van maand tot maand gevende zijne vrucht; en de bladeren des7) booms waren tot genezing der heidenen.8)
3
En geen vervloeking9) zal er meer tegen iemand zijn; en de troon Gods en10) des Lams zal daarin zijn, en Zijn dienstknechten11) zullen Hem dienen;12)
4
En zullen Zijn aangezicht13) zien, en Zijn Naam zal14) op hun voorhoofden zijn.
5
En aldaar zal geen15) nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als16) koningen heersen in alle eeuwigheid.17)
6
En hij zeide tot18) mij: Deze woorden zijn19) getrouw en waarachtig; en de Heere, de God der20) heilige profeten, heeft Zijn engel gezonden,21) om Zijn dienstknechten te tonen, hetgeen haast moet geschieden.22)
7
Zie, Ik kom haastiglijk zalig is hij, die de woorden der profetie dezes boeks bewaart.24)
8
En ik, Johannes,25) ben degene, die deze dingen gezien en gehoord heb. En toen ik ze gehoord en gezien had, viel ik neder26) om aan te bidden voor de voeten des engels, die mij deze dingen toonde.
9
En hij zeide tot mij: Zie, dat gij het niet doet; want ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, der profeten, en dergenen, die de woorden dezes boeks bewaren; aanbid God.
10
En hij zeide tot mij: Verzegel de27) woorden der profetie dezes boeks niet; want de tijd is nabij.
11
Die onrecht doet,28) dat hij nog onrecht doe; en die vuil is, dat hij nog vuil worde; en die rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd29) worde; en die heilig is, dat hij nog geheiligd worde.
12
En zie, Ik kom haastiglijk en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk31) zal zijn.
13
Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde; de Eerste en de Laatste.
14
Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij32) aan den boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad.33)
15
Maar buiten zullen zijn34) de honden,35) en de tovenaars,36) en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk, die de leugen liefheeft,37) en doet.
16
Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om ulieden deze38) dingen te getuigen in de Gemeenten. Ik ben de Wortel en39) het geslacht Davids, de blinkende Morgenster.40)
17
En de Geest en41) de Bruid zeggen:42) Kom! En die het hoort,43) zegge: Kom! En die dorst heeft,44) kome; en die wil,45) neme het water46) des levens om niet.47)
18
Want ik betuig aan een iegelijk, die de woorden der profetie dezes boeks hoort: Indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal hem toedoen de plagen, die in dit boek geschreven zijn.
19
En indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen49) uit het boek des levens, en uit de heilige stad,50) en uit hetgeen in dit boek geschreven is.
20
Die deze dingen51) getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastiglijk. Amen. Ja, kom, Heere Jezus!52)
21
De genade van onzen53) Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.54)

Hallo,

Je bent hier nieuw op het forum en ik wou je dus een vraag stellen. Ik neem aan dat je van turkse afkomst bent. Heb je ouders die christenen zijn of ben je later christelijk geworden en hoe en waarom ? Dit zou ik graag willen weten.

Terug naar boven
Murat Bekijk dropdown
Senior Member
Senior Member


Lid geworden: 12 maart 2005
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 755
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Murat Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 21 juni 2006 om 15:01

"They ask thee about the (final) Hour - when will be its appointed time? Say: 'The knowledge thereof is with my Lord (alone): None but He can reveal as to when it will occur. Heavy were its burden through the heavens and the earth. Only, all of a sudden will it come to you.' They ask thee as if thou Wert eager in search thereof: Say: 'The knowledge thereof is with God (alone), but most men know not.'  (The Noble Quran, 7:187)"

"Verily the Hour is coming - My design is to keep it hidden - for every soul to receive its reward by the measure of its Endeavour.  (The Noble Quran, 20:15)"

"They say: 'When will this promise come to pass, if ye are telling the truth?' If only the Unbelievers knew (the time) when they will not be able to ward off the fire from their faces, nor yet from their backs, and (when) no help can reach them! Nay, it may come to them all of a sudden and confound them: no power will they have then to avert it, nor will they (then) get respite.  (The Noble Quran, 21:38-40)"

"Verily the knowledge of the Hour is with God (alone). It is He Who sends down rain, and He Who knows what is in the wombs. Nor does any one know what it is that he will earn on the morrow: Nor does any one know in what land he is to die. Verily with God is full knowledge and He is acquainted (with all things).  (The Noble Quran, 31:34)"

"Men ask thee concerning the Hour: Say, 'The knowledge thereof is with God (alone)': and what will make thee understand?- perchance the Hour is nigh!  (The Noble Quran, 33:63)"

"The Unbelievers say, 'Never to us will come the Hour': Say, 'Nay! but most surely, by my Lord, it will come upon you;- by Him Who knows the unseen,- from Whom is not hidden the least little atom in the heavens or on earth: Nor is there anything less than that, or greater, but is in the Record Perspicuous:'  (The Noble Quran, 34:3)" 

"And blessed is He to Whom belongs the dominion of the heavens and the earth, and all between them: with Him is the Knowledge of the Hour (of Judgment): and to Him shall ye be brought back.  (The Noble Quran, 43:85)"

"Say: 'I know not whether the (Punishment) which ye are promised is near, or whether my Lord will appoint for it a distant term.  (The Noble Quran, 72:25)"

 

From the Hadiths (Sayings of Muhammad):

Narrated Abu Huraira: "One day while the Prophet was sitting in the company of some people, (The angel) Gabriel came and asked, 'What is faith?' Allah's Apostle replied, 'Faith is to believe in Allah, His angels, (the) meeting with Him, His Apostles, and to believe in Resurrection.' Then he further asked, 'What is Islam?' Allah's Apostle replied, 'To worship Allah Alone and none else, to offer prayers perfectly to pay the compulsory charity (Zakat) and to observe fasts during the month of Ramadan.' Then he further asked, 'What is Ihsan (perfection)?' Allah's Apostle replied, 'To worship Allah as if you see Him, and if you cannot achieve this state of devotion then you must consider that He is looking at you.' Then he further asked, 'When will the Hour be established?' Allah's Apostle replied, 'The answerer has no better knowledge than the questioner. But I will inform you about its portents. 

1. When a slave (lady) gives birth to her master. 

2. When the shepherds of black camels start boasting and competing with others in the construction of higher buildings. And the Hour is one of five things which nobody knows except Allah.' 

The Prophet then recited: 'Verily, with Allah (Alone) is the knowledge of the Hour--.' (31. 34) Then that man (Gabriel) left and the Prophet asked his companions to call him back, but they could not see him. Then the Prophet said, "That was Gabriel who came to teach the people their religion." Abu 'Abdullah said: He (the Prophet) considered all that as a part of faith.  (Translation of Sahih Bukhari, Belief, Volume 1, Book 2, Number 47)"

Regarding Sign #2, in every major city we have today, you would see high buildings and towers built by men.

Narrated Abu Huraira: "While the Prophet was saying something in a gathering, a Bedouin came and asked him, 'When would the Hour (Doomsday) take place?' Allah's Apostle continued his talk, so some people said that Allah's Apostle had heard the question, but did not like what that Bedouin had asked. Some of them said that Allah's Apostle had not heard it. When the Prophet finished his speech, he said, 'Where is the questioner, who enquired about the Hour (Doomsday)?' The Bedouin said, 'I am here, O Allah's Apostle.' Then the Prophet said, 'When honesty is lost, then wait for the Hour (Doomsday).' The Bedouin said, 'How will that be lost?' The Prophet said, 'When the power or authority comes in the hands of unfit persons, then wait for the Hour (Doomsday.)'  (Translation of Sahih Bukhari, Knowledge, Volume 1, Book 3, Number 56)"

The world's corrupted governments is a fulfillment for this Prophecy!  Governments cause for nations to fight with each others and lose millions of innocent lives for political gains. 

Narrated Anas: "Allah's Apostle said, 'From among the portents of the Hour are (the following): 

1. Religious knowledge will be taken away (by the death of Religious learned men). 

2. (Religious) ignorance will prevail. 

3. Drinking of Alcoholic drinks (will be very common). 

4. There will be prevalence of open illegal sexual intercourse.'   (Translation of Sahih Bukhari, Knowledge, Volume 1, Book 3, Number 80)"

Narrated Abu Huraira: "The Prophet said, 'The Hour (Last Day) will not be established until (religious) knowledge will be taken away (by the death of religious learned men), earthquakes will be very frequent, time will pass quickly, afflictions will appear, murders will increase and money will overflow amongst you.'   (Translation of Sahih Bukhari, Invoking Allah for Rain (Istisqaa), Volume 2, Book 17, Number 146)"

Narrated Abu Huraira: "The Prophet said, 'The Hour will not be established till you fight with people wearing shoes made of hair. And the Hour will not be established till you fight with people whose faces look like shields coated with leather.' (Abu Huraira added, 'They will be) small-eyed, flat nosed, and their faces will look like shields coated with leather.')  (Translation of Sahih Bukhari, Fighting for the Cause of Allah (Jihaad), Volume 4, Book 52, Number 180)"

It appears that this will be the army of Gog and Magog.

Narrated Abu Huraira: "The Prophet said, 'The Hour will not be established till there is a war between two groups among whom there will be a great number of casualties, though the claims (or religion) of both of them will be one and the same. And the Hour will not be established till there appear about thirty liars, all of whom will be claiming to be the messengers of Allah.'  (Translation of Sahih Bukhari, Virtues and Merits of the Prophet (pbuh) and his Companions, Volume 4, Book 56, Number 806)"

Narrated Abu Huraira: "Allah's Apostle said, 'The Hour will not be established till two (huge) groups fight against each other, their claim (i.e, religion) being one and the same.'  (Translation of Sahih Bukhari, Dealing with Apostates, Volume 9, Book 84, Number 69)"

World Wars I and II happened mostly among Christians. They were of the same religion, and their battles were great and their casualties were also great.

Narrated Anas: "I will narrate to you a Hadith I heard from Allah's Apostle and none other than I will tell you of it. I heard Allah's Apostle saying, 'From among the portents of the Hour are the following: Religious knowledge will be taken away; General ignorance (in religious matters) will increase; illegal Sexual intercourse will prevail: Drinking of alcoholic drinks will prevail. Men will decrease in number, and women will increase in number, so much so that fifty women will be looked after by one man.'  (Translation of Sahih Bukhari, Wedlock, Marriage (Nikaah), Volume 7, Book 62, Number 158)"

Abu Huraira reported Allah's Messenger (may peace be upon him) as saying: "The Last Hour will not come till wealth is abundant and overflowing, so much so that the owner of the property will think as to who will accept Sadaqa from him, and a person would be called to accept Sadaqa and he would say: I do not need it.   (Translation of Sahih Muslim, The Book of Zakat (Kitab Al-Zakat), Book 005, Number 2209)"

Terug naar boven
Islam01 Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 22 juli 2005
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 304
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Islam01 Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 24 juni 2006 om 16:55

Bij Allah,we bevinden ons in een tijd waar veel vuiligheden gebeurd: zangers worden aanbeden,homosexualiteit word geaccepteerd,het eten van varkensvlees is toegestaan,zina/overspel word gepleegd etc.

De profeet van Allah vzmh heeft  werkelijk de waarheid gesproken.Mohammed vzmh werd Al Amin(de betrouwbare)genoemd v��r de profeetschap.

158. Zeg: "O mensdom, ik ben u allen tot een boodschapper van Allah, aan Wie het koninkrijk der hemelen en der aarde behoort. Er is geen God naast Hem. Hij geeft het leven en doet sterven. Gelooft daarom in Allah en Zijn boodschapper, de reine Profeet, die in Allah en Zijn woorden gelooft en volgt hem opdat gij recht geleid moogt worden."

187. Vragen zij u omtrent het uur(wanneer de dag des oordeels valt), wanneer het zal plaatsvinden? Zeg: "De kennis daarvan is slechts bij mijn Heer. Niemand dan Hij kan het op zijn tijd openbaren. Het rust zwaar op de hemel en op de aarde. Het zal slechts onverwacht tot u komen. Zij ondervragen u of gij er goed van op de hoogte zijt. Zeg: "De kennis er van is slechts bij Allah, maar de meeste mensen weten het niet."

Moge Allah ons beschermen

 

Terug naar boven
Sunni_Side_Up Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 04 januari 2006
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 197
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Sunni_Side_Up Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 24 juni 2006 om 17:08

Dat dit alles zou gebeuren was al heel lang bekend, all honderden jaren voor mohammed

en neem maar van mij aan dat het accepteren van zangers en het eten van varkensvlees bij lange na niet het ergste is dat er gebeurd

volken staan op tegen volken, er zullen oorlogen zijn als nooit tevoor, de kennis zal verminderen en de mensen zullen God en Zijn wetten minacheten, mensen zullen optrekken tegen Gods volk, en tegen God zelf zullen ze in opstand komen, om hun religieuze keuze zullen kinderen zullen hun ouders uitleveren en ouders hun kinderen, het zal niet een strijd zijn van vlees tegen vlees maar geest tegen geest, de put zal opengaan en demonische machten zullen er als walm uit opstijgen, babel zal zo giftig worden dat het voor altijd een woestijn zal zijn waar niets leeft dan honden, en satan gaat tekeer als een razande omdat hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft 

maar dit alles is het einde niet

valse profeten zullen opstaan, en grote wonderen zullen zij doen, en velen verleiden, en WARE HET MOGELIJK dan zouden ze zelfs de rechtvaardigen verleiden

Wees dus rechtvaardig...alleen dan zal God de bescherming bieden die nodig is

 

Terug naar boven
Sunni_Side_Up Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 04 januari 2006
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 197
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Sunni_Side_Up Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 24 juni 2006 om 17:12

en om misinterpretatie te voorkomen:

met ''mensen zullen optrekken tegen Gods volk'' is heel expliciet Israel bedoeld

En met de plaats waar dat gebeurd is heel expliciet het dal van armageddon bedoeld

En met ''de vijand'' van israel die wordt word heel expliciet bedoeld....vele naties....zeg maar: ongeveer de hele wereld

 

Terug naar boven
Sunni_Side_Up Bekijk dropdown
Groupie
Groupie


Lid geworden: 04 januari 2006
Locatie: Nederland
Online status: Offline
Berichten: 197
Plaatsingsopties Plaatsingsopties   Quote Sunni_Side_Up Quote  Post ReplyReageer Directe link naar dit bericht Geplaatst op: 24 juni 2006 om 17:19

de rechtvaardigen zullen een minderheid zijn

zie je een meerderheid.....volg die dus niet klakkeloos......voor je het weet zit je bij de bekende meerderheid die God tart

 

Terug naar boven
 Post Reply Post Reply Pagina  12>

Spring naar forum Forum rechten Bekijk dropdown



Deze pagina is gemaakt in 0.137 seconden.